INSTALLATIE
Ingebruikname
f Bevestig de slang met de meegeleverde ovale slangklem en
f
sluit deze.
Metselwerk isoleren
Controleer of er tussen het metselwerk en de slangaansluitplaten
of wanddoorvoeren geen koudebruggen ontstaan. Koudebruggen
kunnen leiden tot condensatievorming op het metselwerk.
f Plaats tussen het metselwerk en de slangaansluitplaten of
f
wanddoorvoeren, indien nodig, een passende isolatie.
13. Ingebruikname
Info
Bij directe start worden de aanloopweerstanden niet
bijgeschakeld.
f Gebruik bij de meting van de aanloopstroom niet de
f
directe start.
De ingebruikname van het toestel, alle instellingen op ingebruik-
nameniveau van de warmtepompmanager en het instrueren van
de exploitant moeten worden uitgevoerd door een installateur.
Voer de ingebruikname in overeenstemming met deze installa-
tiehandleiding en de bedienings- en installatiehandleiding van
de warmtepompmanager uit. Voor de ingebruikname kunt u een
beroep doen op onze klantenservice (tegen betaling).
Als u dit toestel commercieel gebruikt, dient u voor de ingebruik-
name eventueel rekening te houden met de voorschriften van de
bedrijfsveiligheidsverordening. Meer informatie hieromtrent vindt
u bij de bevoegde bewakingsinstantie; in Duitsland is dat bijv. TÜV.
www.stiebel-eltron.com
13.1 Controles voor ingebruikname van de
warmtepompmanager
Toestel- en milieuschade
!
Bij vloerverwarmingen moet u rekening houden met de
maximale systeemtemperatuur.
f Controleer of de verwarmingsinstallatie met de juiste druk
f
is gevuld en of de snelontluchter in de warmtepomp is
geopend.
f Controleer of de buitensensor en de retoursensor op de juiste
f
wijze zijn geplaatst en aangesloten.
f Controleer of andere sensoren correct zijn geplaatst en
f
aangesloten.
f Controleer of de netaansluiting op deskundige wijze is
f
uitgevoerd.
13.1.1 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Bij een omgevingstemperatuur lager dan -15 °C is het mogelijk
dat de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de elektrische nood-/
bijverwarming in werking treedt.
f Controleer of de veiligheidstemperatuurbegrenzer werd
f
geactiveerd.
1 Resettoets veiligheidstemperatuurbegrenzer
2 Elektrische nood-/bijverwarming
f Reset de veiligheidstemperatuurbegrenzer door op de toets
f
Reset te drukken.
13.2 Ingebruikname van de warmtepompmanager
Voer de ingebruikname van de warmtepompmanager en alle in-
stellingen in overeenstemming met de bedienings- en installatie-
handleiding van de warmtepompmanager uit.
1
2
WPL E | WPL cool |
21