INSTALLATIE
Montage
10.3 Verwarmingswateraansluiting
Toestel- en milieuschade
!
De verwarmingsinstallatie waarop de warmtepomp
wordt aangesloten, moet door een installateur worden
uitgevoerd in overeenstemming met de waterinstallatie-
schema's in de planningsdocumenten.
f Spoel het leidingsysteem grondig door voordat de warmte-
f
pomp wordt aangesloten. Vreemde voorwerpen, bijv. roest,
zand of afdichtingsmateriaal, belemmeren de goede werking
van de warmtepomp.
f Sluit de warmtepomp aan de zijde van het verwarmingswa-
f
ter aan. Let op de dichtheid.
f Sluit de flexibele drukslangen aan op de aansluitstompen.
f
De drukslangen moeten een lengte hebben van ten minste 1 meter.
Door de trillingsarme constructie van de warmtepomp en de als
trillingsdempers werkende, flexibele drukslangen wordt geluids-
overdracht grotendeels vermeden.
10.3.1 Zuurstofdiffusie
Materiële schade
!
Voorkom open verwarmingsinstallaties en vloerverwar-
mingen met niet-zuurstofdiffusiedichte kunststof leidin-
gen.
Bij vloerverwarmingen met niet-zuurstofdiffusiedichte kunststof-
leidingen of open verwarmingsinstallaties kan door gediffundeer-
de zuurstof corrosie optreden aan de stalen delen (bijv. aan de
warmtewisselaar van de warmwaterboiler, aan bufferreservoirs,
stalen verwarmingselementen of stalen buizen).
Materiële schade
!
De corrosieproducten (bijv. roestslib) kunnen in de com-
ponenten van de verwarmingsinstallatie neerslaan en
door vernauwing van de doorsnede vermogensverlies of
storingsuitschakelingen veroorzaken.
10.4 Tweede warmtegenerator
Bij bivalente systemen moet de warmtepomp altijd worden ge-
integreerd in de retourleiding van de externe tweede warmtege-
nerator, bijv. olieketel.
www.stiebel-eltron.com
10.5 Verwarmingsinstallatie vullen
10.5.1 Watertoestand
Voor de installatie wordt gevuld, moet een analyse van het vulwa-
ter beschikbaar zijn. Deze kan bijvoorbeeld opgevraagd worden
bij de bevoegde watermaatschappij.
Materiële schade
!
Om schade door steenvorming te voorkomen, moet het
vulwater eventueel behandeld worden door het te ont-
harden of te ontzouten. De in het hoofdstuk "Technische
gegevens/gegevenstabel" vermelde grenswaarden voor
het vulwater moeten absoluut nageleefd worden.
f Controleer de grenswaarden 8-12 weken na de inge-
f
bruikname en tijdens het jaarlijkse onderhoud van
de installatie.
Aanwijzing
Bij een geleidbaarheid van >1000 µS/cm is waterbehan-
deling door ontzouting beter geschikt om corrosie te
vermijden.
Aanwijzing
Geschikte toestellen voor ontharden en ontzouten en om
verwarmingsinstallaties te vullen en te spoelen, kunt u
via de vakhandel aankopen.
Aanwijzing
Wanneer u het vulwater behandelt met inhibitoren of
additieven, gelden de grenswaarden zoals bij ontzouting.
10.5.2 Verwarmingsinstallatie vullen
1 Aftapping
f Vul de verwarmingsinstallatie via de aftapopening.
f
f Controleer na het vullen van de verwarmingsinstallatie de
f
aansluitingen op dichtheid (visuele controle en voelen).
1
WPL E | WPL cool |
13