13. Aanpassing aan een ander type gas
De
afstelling
"minimumvermogen"
afstelschroef
.
Zie Tabel pagina 40.
13.2 Type gas
Plak het etiket waarop aangegeven staat voor welke gassoort de
ketel is uitgerust en afgesteld.
13.3 Eventuele montage van een uitwendige magneetklep
Alle landen, met uitzondering van België:
Voor een installatie die zich op minder dan 1 meter onder de begane
grond bevindt, moet een externe magneetklep in de buurt van de
ingang van de woning of de ruimte in de gasaanvoerleiding
gemonteerd worden.
Voor België:
De gasinstallatie en -aansluiting van de ketel moeten
uitgevoerd worden door een hiertoe bevoegde vakman
overeenkomstig de aanwijzingen van de normen NBN D
51.003, NBN D 30.003, NBN B 61.001, NBN B 61.002 en NBN
D 51.006.
Voor een installatie die zich op minder dan 1 meter onder de begane
grond bevindt, moet een externe magneetklep in de buurt van de
ingang van de woning of de ruimte in de gasaanvoerleiding
gemonteerd worden.
De voeding wordt aangesloten in het bedieningspaneel met behulp
van een alarm- en bedieningsmodule.
Alarm- en bedieningsmodule AM35 (GR12).
66
wijzigen
met
de
Voor Zwitserland: De maximaal door het federale besluit
betreffende de bescherming van de lucht OPAIR toegestane
grenswaarden voor CO en NOx moeten op de plaats van installatie
door middel van metingen gecontroleerd worden.
DTG130 - 45/65/90/115 Eco.NOx Plus
Opnieuw het afgegeven vermogen controleren.
Indien nodig aanpassen.
Het luikje weer sluiten wanneer de afstelling correct is.
De aan/uit-schakelaar op de uitstand zetten.
Het meetapparaat verwijderen.
De plastic dop terugplaatsen op het rookgasmeetpunt.
19/01/2017 - 300014254-03