INSTALLATIE
Onderhoud en reiniging
14.7 Kleppen controleren
Controleer periodiek de kleppen van de installatie (veiligheids-
klep, reduceerafsluiter, aftapkraan) om de veilige werking van het
toestel te waarborgen. De hoeveelheid kalkafzetting is afhankelijk
van de plaatselijke kwaliteit van het water.
f Controleer alle kleppen van de installatie en verwijder
f
kalkafzetting.
f Vervang evt. de kleppen.
f
f Controleer de werking van de kleppen.
f
14.8 Elektrische aansluitkabel vervangen
WAARSCHUWING elektrische schok
De elektriciteitskabel mag bij beschadiging of vervan-
ging alleen worden vervangen door het originele on-
derdeel en door een installateur die daartoe door de
fabrikant gemachtigd is (aansluittype X).
14.9 Behuizingsring monteren
WAARSCHUWING elektrische schok
f Sluit de aardingskabel opnieuw op de behuizings-
f
ring aan.
f Monteer de bovenste behuizingsring. De behuizingsring
f
overlapt aan de naad. Een beugel grijpt in de uitsparing aan
het andere uiteinde van de behuizingsring.
f Schroef de behuizingsring vast.
f
f Monteer de rozet van de condensaatafvoer en de
f
condensaatafvoerbocht.
14.10 Toesteldeksel monteren
WAARSCHUWING elektrische schok
f Sluit de aardingskabel opnieuw op het toesteldek-
f
sel aan.
f Plaats het deksel weer op het toestel.
f
f Sluit de kabel op de achterzijde van het bedieningspaneel
f
aan die het bedieningselement met de printplaat in het toe-
stel verbindt.
f Zet het bedieningspaneel terug.
f
f Bevestig het toesteldeksel en het bedieningspaneel met de
f
schroef aan de bovenzijde van het bedieningspaneel.
30
| WWK 221-301 electronic
www.stiebel-eltron.com