INSTALLATIE
Montage
10.2 Luchttoevoer boven
10.2.1 Montage luchtaansluitmof in deksel
1 Luchtaansluitmof
f Draai de schroeven van de luchtaansluitingen op het toestel-
f
deksel uit.
f Plaats de meegeleverde luchtaansluitmof. Een vergrende-
f
lingslip aan de onderkant van de luchtaansluitmof en de
bijpassende uitsparing in het toesteldeksel zorgen ervoor dat
de montage slechts in één positie mogelijk is. Het niet in acht
nemen kan tot gevolg hebben dat het toestel niet goed afsluit
en ongewenste lucht aanzuigt.
f Plaats de luchtaansluitmof en schroef deze vast met de voor-
f
dien uitgedraaide schroeven.
10.2.2 Luchtkanaal aansluiten (optioneel)
Info
Zorg voor een verbinding van het toestel/luchtkanaalsys-
teem naar de trillingsisolatie/geluidsreductie, bijv. met
behulp van een flexibele ventilatiebuis.
f Sluit een halve meter flexibele slang aan op het luchtkanaal.
f
f Schuif de flexibele slang op de luchtaansluitmof van het
f
toestel. Trek de isolatie bij het gebruik van een geïsoleerde
slang ca. 10 tot 15 cm terug, zodat u alleen de flexibele slang
op de luchtaansluitmof schuift. Dit is belangrijk om het ver-
bindingspunt zorgvuldig te kunnen afplakken. Schuif de slang
slechts zover op de luchtaansluitmof, dat er nog ca. 1,0 tot
1,5 cm van de luchtaansluitmof vrij blijft voor het afplakken.
f Plak het verbindingspunt luchtdicht af met ventilatieband.
f
f Bevestig de luchtslang m.b.v. een slangklem op de
f
luchtaansluitmof.
f Ontlast de druk op het verbindingspunt m.b.v. een plafond-
f
beugel of iets dergelijks.
f Isoleer het luchtkanaal en alle verbindingspunten bij benut-
f
ting van afgevoerde warmte of buitenlucht volgens de isola-
tiestandaard om condensvorming op deze componenten te
voorkomen.
18
| WWK 221-301 electronic
1.
2.
1
Materiële schade
!
Wanneer u het luchtkanaal en zijn verbindingspunten niet
isoleert, kan zich, afhankelijk van de werkwijze van het
toestel, condens vormen aan het luchtkanaal. Condens
kan het toestel beschadigen. Vallende condensdruppels
kunnen meubels of de vloer beschadigen.
f Isoleer het luchtkanaal inclusief de luchtaansluitmof
f
op het toestel, dampdiffusiedicht.
10.3 Luchtafvoer zijkant
10.3.1 Demontage kap luchtafvoer zijkant
f Neem de kleine vleugels van de kap vast met de vingers.
f
f Draai de kap tegen de klok in tot deze hoorbaar loskomt.
f
Verwijder de kap. Zie hiervoor de afbeelding in het hoofdstuk
"Luchttoevoer zijkant/Kap luchttoevoer zijkant demonteren").
10.3.2 Luchtkanaal (optioneel)
Montage verloopstuk op luchtaansluiting zijkant (optioneel,
alleen bij kanaalaansluiting)
De aansluitmoffen voor het luchtkanaal aan de zijkant worden
geleverd met diameter DN 200. De levering is compleet met ver-
loopstukken voor de luchttoevoer en -afvoer voor het geval u een
luchtkanaal met diameter DN 160 wilt aansluiten.
f Plaats het verloopstuk zodanig op de luchtaansluitmof, dat
f
de borghaken aan de achterzijde van het verloopstuk in de
daarvoor aangebrachte openingen van de luchtaansluitmof
grijpen.
f Neem de kleine vleugels van het verloopstuk vast met de
f
vingers.
f Draai het verloopstuk met de klok mee tot het hoorbaar
f
vastklikt.
Luchtkanaal aansluiten
Info
Zorg voor een verbinding van het toestel/luchtkanaalsys-
teem naar de trillingsisolatie/geluidsreductie, bijv. met
behulp van een flexibele ventilatiebuis.
f Sluit een halve meter flexibele slang aan op het luchtkanaal.
f
f Schuif de flexibele slang op de luchtaansluitmof van het
f
toestel. Trek de isolatie bij het gebruik van een geïsoleerde
slang ca. 10 tot 15 cm terug, zodat u alleen de flexibele slang
op de luchtaansluitmof schuift. Dit is belangrijk om het ver-
bindingspunt zorgvuldig te kunnen afplakken. Schuif de slang
slechts zover op de luchtaansluitmof, dat er nog ca. 1,0 tot
1,5 cm van de luchtaansluitmof vrij blijft voor het afplakken.
www.stiebel-eltron.com