INSTALLATIE
Montage
10. Montage
WAARSCHUWING letsel
!
Onjuiste montage kan ernstig persoonlijk letsel of ma-
teriële schade tot gevolg hebben.
Zorg voor aanvang van de werkzaamheden voor vol-
doende vrije ruimte voor de montage.
Ga voorzichtig om met de componenten met scherpe
randen.
U kunt het toestel gebruiken in circulatiemodus of met luchtka-
naalaansluiting. Voor een flexibele installatie en plaatsing in de
opstelruimte kunt u de luchtgeleiding horizontaal (met luchttoe-
voer en - afvoer aan de zijkant), verticaal (met luchttoevoer en
- afvoer in het deksel) of als mix van beide uitvoeren.
10.1 Luchttoevoer zijkant
10.1.1 Verwijdering kap luchttoevoer zijkant
f Neem de kleine vleugels van de kap vast met de vingers.
f
f Draai de kap tegen de klok in tot deze hoorbaar loskomt.
f
Verwijder de kap.
www.stiebel-eltron.com
10.1.2 Luchtkanaal (optioneel)
Montage verloopstuk op luchtaansluiting zijkant (optioneel,
alleen bij kanaalaansluiting)
De aansluitmoffen voor het luchtkanaal aan de zijkant worden
geleverd met diameter DN 200. De levering is compleet met ver-
loopstukken voor de luchttoevoer en -afvoer voor het geval u een
luchtkanaal met diameter DN 160 wilt aansluiten.
f Plaats het verloopstuk zodanig op de luchtaansluitmof, dat
f
de borghaken aan de achterzijde van het verloopstuk in de
daarvoor aangebrachte openingen van de luchtaansluitmof
grijpen.
f Neem de kleine vleugels van het verloopstuk vast met de
f
vingers.
f Draai het verloopstuk met de klok mee tot het hoorbaar
f
vastklikt.
Luchtkanaal aansluiten
Info
Zorg voor een verbinding van het toestel/luchtkanaalsys-
teem naar de trillingsisolatie/geluidsreductie, bijv. met
behulp van een flexibele ventilatiebuis.
f Sluit een halve meter flexibele slang aan op het luchtkanaal.
f
f Schuif de flexibele slang op de luchtaansluitmof van het
f
toestel. Trek de isolatie bij het gebruik van een geïsoleerde
slang ca. 10 tot 15 cm terug, zodat u alleen de flexibele slang
op de luchtaansluitmof schuift. Dit is belangrijk om het ver-
bindingspunt zorgvuldig te kunnen afplakken. Schuif de slang
slechts zover op de luchtaansluitmof, dat er nog ca. 1,0 tot
1,5 cm van de luchtaansluitmof vrij blijft voor het afplakken.
f Plak het verbindingspunt luchtdicht af met ventilatieband.
f
f Bevestig de luchtslang m.b.v. een slangklem op de
f
luchtaansluitmof.
f Ontlast de druk op het verbindingspunt m.b.v. een plafond-
f
beugel of iets dergelijks.
f Isoleer het luchtkanaal en alle verbindingspunten bij benut-
f
ting van afgevoerde warmte of buitenlucht volgens de isola-
tiestandaard om condensvorming op deze componenten te
voorkomen.
Materiële schade
!
Wanneer u het luchtkanaal en zijn verbindingspunten niet
isoleert, kan zich, afhankelijk van de werkwijze van het
toestel, condens vormen aan het luchtkanaal. Condens
kan het toestel beschadigen. Vallende condensdruppels
kunnen meubels of de vloer beschadigen.
f Isoleer het luchtkanaal inclusief de luchtaansluitmof
f
op het toestel, dampdiffusiedicht.
WWK 221-301 electronic |
17