Instellingen die beschikbaar zijn in het scherm Flits
functie instellingen
Flitsen
z
Kies [Insch.] als u flitsopnamen wilt maken. Kies [Uitsch.] als u
alleen het AF-hulplicht van de flitser wilt gebruiken.
E-TTL II-flitsmeting
z
Stel voor een normale belichting deze functie in op [Evaluatief]. Met
[Gemiddeld] wordt voor de flitsbelichting het gemiddelde genomen
voor de volledige scène die door de camera is gemeten.
Slow sync
z
U kunt de flitssynchronisatiesnelheid instellen als u flitsopnamen
maakt in de modus AE met diafragmavoorkeur of de modus AE-
programma.
Flitssynchronisatiesnelheid in de AV-modus
z
U kunt de flitssynchronisatiesnelheid instellen bij opnamen in de
modus AE met diafragmavoorkeur.
Veiligheids FE
z
Als u de instelling ISO Auto kiest, kan de camera automatisch
de ISO-snelheid verlagen om overdag of bij een korte afstand
overbelichting door flitsen te voorkomen.
Flitsmodus
z
U kunt [E-TTL II-flitsmeting] (p. 18), [Handmatig flitsen]
(p. 33) of [MULTI-flits (stroboscoop)] (p. 35) selecteren. Op
sommige camera's is ook de optie [Voorkeursmodus continue
opname] (p. 37) beschikbaar.
Sluitersynchronisatie-instellingen
z
Voor de flitstiming/-methode kunt u kiezen uit [Synchronisatie
1e gordijn], [Synchronisatie 2e gordijn] en
[Hogesnelheidssynchronisatie].
Flitsbelichtingscompensatie
z
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen.
Flitsfuncties instellen via de camera
(p. 31)
(p. 38)
29