PDF (alleen PostScript-printers)
●
PostScript (alleen PostScript-printers)
●
OPMERKING:
naam kan een andere extensie hebben, zoals .plt of .prn.
Als de bestanden niet in een van deze indelingen zijn, dan worden ze niet goed afgedrukt.
Als de taken met de juiste instellingen zijn gegenereerd (zoals paginagrootte, rotatie, de juiste grootte en het
aantal kopieën) kunt u op de knop Print (Afdrukken) drukken en dan worden ze naar de printer verzonden.
Als u afdrukinstellingen moet specificeren, gaat u naar de sectie Job settings (Taakinstellingen) en selecteert
u de opties die u nodig hebt. Elke optie heeft een verklarende tekst aan de rechterkant zodat het gedrag van
elke instelling duidelijk wordt. Als u een optie op Default (Standaard) laat staan, wordt de instelling gebruikt
die in de taak is opgeslagen. Als de taak geen instelling voor de desbetreffende taak bevat, wordt de
instelling van de printer gebruikt.
Als u een aantal niet-standaardinstellingen hebt gekozen en deze groep instellingen later wilt hergebruiken,
kunt u ze allemaal onder één naam opslaan vanuit het tabblad Manage presets (Voorinstellingen beheren)
en ze later weer terugvinden onder die naam.
Afdrukken vanaf een computer met een printerstuurprogramma
Dit is de traditionele manier van afdrukken vanaf een computer. Het juiste printerstuurprogramma moet zijn
geïnstalleerd op de computer (zie
netwerk of een USB-kabel met de printer zijn verbonden.
Wanneer het printerstuurprogramma is geïnstalleerd en de computer is verbonden met de printer, kunt u
vanuit een softwaretoepassing afdrukken door de opdracht Print (Afdrukken) van de printer te gebruiken en
de juiste printer te selecteren.
Geavanceerde afdrukinstellingen
De rest van dit hoofdstuk legt de verschillende afdrukinstellingen uit die u kunt gebruiken als u met een
printerstuurprogramma, de geïntegreerde webserver of de HP Utility afdrukt. Deze methoden bieden een
relatief groot aantal instellingen om aan alle vereisten te kunnen voldoen.
TIP:
Over het algemeen wordt aanbevolen dat u de standaardinstellingen gebruikt, tenzij u weet dat deze
niet voldoen aan uw vereisten.
TIP:
Als u van plan bent een bepaalde groep instellingen herhaaldelijk te gebruiken, kunt u deze
instellingen opslaan onder een naam van uw keuze en ze later opnieuw oproepen. Een opgeslagen groep
instellingen wordt een 'quick set' genoemd in de Windows-printerstuurprogramma en een 'preset' in de
geïntegreerde webserver.
Afdrukkwaliteit selecteren
De printer beschikt over verschillende opties voor afdrukkwaliteit, aangezien afdrukken op de hoogste
kwaliteit meer tijd kost, terwijl sneller afdrukken ten koste gaat van de kwaliteit.
De keuze voor de printkwaliteit is een schuifbalk waarmee u kunt kiezen tussen kwaliteit en snelheid. Met
sommige papiersoorts kunt u kiezen voor een compromis tussen de twee.
U kunt ook kiezen uit de aangepaste opties: Best, Normal (Normaal) en Fast (Snel). Als u Fast (Snel)
selecteert, kunt u ook Economode selecteren, voor een lagere renderingresolutie en minder inktverbruik.
Hierdoor wordt de afdruksnelheid nog verder vergroot, maar wordt de afdrukkwaliteit verlaagd. Economode
kan alleen uit de aangepaste opties worden gekozen (niet vanaf de schuifbalk).
NLWW
Als u een bestand afdrukt, moet het bestand in een van de indelingen hierboven zijn, maar de
Installeren van de software op pagina
Afdrukken vanaf een computer met een printerstuurprogramma
13) en de computer moet via het
53