5.
Controleer of de veer de met de drukring en de
stelring(en) spelingvrij ligt opgesloten tussen de
beide moerbussen. Controleer dit door het com-
plete verbindingstuk snel heen en weer te schud-
den, waarbij geen "rammelend" geluid mag
worden waargenomen.
6.
In geval van speling moet de oogbout 59 zo ver
worden uitgeschroefd, dat deze net vrij komt van
de moerbus 61. Moerbus 61 mag daarbij niet
meedraaien.
7.
Verdraai nu de moerbus 61 rechtsom over 60° of
1 tand en herhaal zonodig deze handelingen tot-
dat er geen speling meer "hoorbaar" is bij het
heen en weer schudden.
Opmerking.
De moerbussen 61 en 67 worden door een zes-
delige vertanding, tegen verdraaiing t.o.v. elkaar
gefixeerd. De bussen kunnen dus 6 x 1 tand t.o.v.
elkaar worden verdraaid, waarbij 1 tand verdraai-
ing overeenkomt met 60°. Wanneer de oogbout
59 zowel in de moerbus 61 als in de moerbus 67
is geschroefd, zal – bij de bestaande spoed van
1 mm van de schroefdraad — bij een verdraaiing
naar rechts over 1 tand van moerbus 61 de af-
stand tussen de beide moerbussen worden ver-
minderd met 1/6 x 1 = 1/6 mm. Evenzo zal deze
afstand met 1/6 mm worden vermeerderd door de
moerbus 61 linksom over 1 tand te verdraaien.
8.
Schroef de oogbout 59 zo ver in de geleidebus
64, tot de afstand van 11 mm (zie fig. 6) is bereikt.
Dit is een uitgangspunt; tijdens het testen van de
regulateur zal de definitieve positie van de oog-
bout in de geleidebus moeten worden ingesteld.
Overbrengingsmechanisme
1.
Monteer het verend verbindingsstuk en steek de
koppelpen door de haakse hefbomen en de oog-
bout. Let er op, dat de koppelpen niet klemt;
ruimen in gemonteerde toestand is niet toelaat-
baar. Breng de moer, de borgplaat en de con-
tramoer aan. De axiale speling van de koppelpen
moet bij van elkaar af gedrukte haakse hefbomen
0,5 - 1,0 mm bedragen. Draai moer en contra-
moer vast, maar buig de borgplaat nog niet om.
2.
Draai de nokkenas enkele malen rond. Druk daar-
bij op het verbindingsstuk en controleer of de
gewichten en haakse hefbomen zich in elke stand
gemakkelijk laten verplaatsen en of zij na door-
drukken door de stationaire trap weer in hun oor-
spronkelijke stand terugkomen.
3.
Breng het geleideblok (met de eventueel aan-
wezige stelplaatjes) voorlopig aan. Pas bij het tes-
ten van de regelstangverplaatsing op de testbank
blijkt of het geleideblok in de juiste positie is ge-
monteerd.
4.
Plaats het geleideblok op het verend verbindings-
stuk en span de veer door het geleideblok naar
achteren te trekken. Monteer de regelhefboom op
NL-08-70
Recovered by ms Roboot - www.roboot.nl
Werkplaatsinstructies DAF DH 825
Fig. 12.
De afstand tussen regulateurhuis en midden van
geleideblok is gelijk aan de afstand tussen de li-
niaal en de achterzijde van het geleideblok, ver-
meerderd met de dikte van de liniaal en vermin-
derd met de helft van de dikte van het geleideblok.
het geleideblok en verbind de hefboom met de
verbindingsschakel.
Meet de afstand tussen de pasrand van het regu-
lateurhuis en het midden van het geleideblok, ter-
wijl de gewichten zich in hun ruststand bevinden
(fig. 12). Deze afstand, welke 34,5 mm moet be-
dragen, wordt als volgt gemeten:
a.
Leg een liniaal op de pasrand van het regula-
teurhuis.
b.
Meet de afstand tussen de liniaal en de ach-
terzijde van het geleideblok.
c.
Tel bij deze afstand de dikte van de liniaal op
en trek hiervan de halve dikte van het gelei-
deblok af. De uitkomst moet dan 34,5 mm be-
dragen.
d.
Breng de splitpen aan in de verbinding tussen
regelhefboom en verbindingsschakel.
5.
Controleer of de regelstang zich gemakkelijk laat
verplaatsen ook bij het uitoefenen van een zijdel-
ingse druk op de regelhefboom en het geleide-
blok.
6.
Zet het overbrengingsmechanisme in het regula-
teurdeksel in elkaar.
a.
steek de bedieningshefboomas door het
regulateurdeksel en door de verbindingshef-
boom. Bevestig deze laatste door middel van
de spanstiften op de as. Denk aan de dicht-
52
26.0517