De functiekiezer gebruiken
38
1
U kunt de belichtingsfunctie wijzigen door een pictogram op de functiekiezer tegenover
het indexstreepje te zetten.
Onderdeel
A (USER)
B (Snelinstelling)
e (Hyper-program)
K (Gevoeligheidsvoorkeuze)
b (Sluitertijdvoorkeuze)
c (Diafragmavoorkeuze)
Functie
Voor het maken van opnamen met
instellingen die u zelf vastlegt.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden
automatisch ingesteld in overeenstemming
met Programmalijn voor het maken van
opnamen met de juiste belichting.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden
automatisch ingesteld in overeenstemming
met Programmalijn voor het maken van
opnamen met de juiste belichting. Wijzig met
de e-knoppen aan de voor- en achterzijde
de sluitertijd en het diafragma onder
handhaving van de juiste belichting.
Stelt de sluitertijd en de diafragmawaarde
automatisch in voor de juiste belichting
in overeenstemming met de ingestelde
gevoeligheid.
Instelling van de gewenste sluitertijd voor het
vastleggen van de beweging van bewegende
onderwerpen. Maak opnamen van
snelbewegende onderwerpen die lijken stil
te staan of onderwerpen die lijken te bewegen.
Instelling van het gewenste diafragma voor
controle over de scherptediepte.
Gebruik deze instelling voor een onscherpe
of scherpe achtergrond.
Functie-indicatie
Bladzijde
p.167
p.146
p.147
p.148
p.150
p.152