140
Gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid instellen op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid kan worden ingesteld op [Auto] of binnen een gevoeligheidsbereik dat
overeenkomt met ISO 100 tot 1600. De standaardinstelling is [Auto].
Stel [Gevoeligheid] in het functiemenu in. (p.36)
Gevoeligheid
Gevoeligheid
Gevoeligheid
AUTO
AUTO
AUTO
1 0 0 - 4 0 0
1 0 0 - 4 0 0
1 0 0 - 4 0 0
4
• [Gevoeligheid] in het functiemenu is niet beschikbaar wanneer de belichtingsfunctie
s ingesteld op K (Gevoeligheidsvoorkeuze).
• Instellingen anders dan [Auto] zijn niet beschikbaar voor [Gevoeligheid] wanneer
de belichtingsfunctie is ingesteld op L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze).
• Bij een hogere gevoeligheidsinstelling kunnen opnamen meer ruis vertonen.
• U kunt instellen of de ISO-gevoeligheid moet worden vergrendeld met stappen van
1 LW of moet worden gecoördineerd met de LW-stappen (p.162)
in [Gevoeligheidsstappen] in het menu [A Pers.inst.].
Het bereik voor automatische correctie instellen bij AUTO
Stel het bereik in voor automatische correctie van de gevoeligheid wanneer Gevoeligheid
is ingesteld op [Auto]. De gevoeligheid wordt standaard automatisch gecorrigeerd binnen
het bereik [ISO 100-400].
Draai aan de e-knop op de voor- of achterzijde om [Gevoeligheid] in het functiemenu
in te stellen. (p.33)
e-knop aan de voorzijde
e-knop aan de achterzijde Stelt de bovengrens voor gevoeligheid in.
Als de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual), p (Tijdopname) of M (X-
sync-snelheid van de flitser), kan de gevoeligheid niet worden ingesteld op [Auto].
AUTO
AUTO
AUTO
100
100
100
200
200
200
400
400
400
800
800
800
1600
1600
1600
OK
OK
OK
OK
Stelt de ondergrens voor gevoeligheid in.