Download Print deze pagina

Pentax K10D Handleiding pagina 178

Digitale spiegelreflexcamera

Advertenties

176
Afstand en diafragma bij gebruik van de ingebouwde flitser
Wanneer u opnamen maakt met de flitser, moeten richtgetal, diafragma en afstand op elkaar
zijn afgestemd.
Bereken de opnamecondities en pas deze aan wanneer de flitser onjuist is ingesteld.
Richtgetal ingebouwde flitser
Gevoeligheid
ISO 100
ISO 200
ISO 400
ISO 800
ISO 1600
Berekenen van de opnameafstand op basis van de diafragmawaarde
Met de volgende formule berekent u de flitsafstand voor diafragmawaarden.
4
Maximale flitsafstand L1 = richtgetal ÷ gekozen diafragmawaarde
Minimale flitsafstand L2 = maximale flitsafstand ÷ 5*
Voorbeeld
Bij een gevoeligheid van [ISO 100] en een diafragmawaarde van F2.8
L1 = 11 ÷ 2,8 = ca. 3,9 (m)
L2 = 3,9 ÷ 5 = ca. 0,8 (m)
De flitser kan dus worden gebruikt op een afstand van ca. 0,8 tot 3,9 m.
Wanneer de afstand tot het onderwerp minder dan 0,7 meter is, kan de flitser niet worden
gebruikt. Gebruik van de flitser binnen deze afstand veroorzaakt vignettering
in de hoeken van de opname, onevenwichtige lichtverdeling en mogelijk overbelichting.
Berekenen van de diafragmawaarde op basis van opnameafstand
Met de volgende formule berekent u de diafragmawaarde voor de opnameafstand.
Gebruikte diafragmawaarde F = richtgetal ÷ opnameafstand
Bij een gevoeligheid van [ISO 100] en een opnameafstand van 5 m is de diafragmawaarde:
F = 11 ÷ 5 = 2.2
Wanneer de uitkomst (in bovenstaand voorbeeld 2.2) niet beschikbaar is als diafragmawaarde,
wordt meestal het dichtstbijzijnde lagere getal (in bovenstaand voorbeeld 2) gebruikt.
Richtgetal ingebouwde flitser
11
15.6
22
31
44
* De waarde 5 in de bovenstaande formule is een vaste waarde die
alleen geldt bij gebruik van de ingebouwde flitser.

Advertenties

loading