3.
Sluit de voorklep.
De wagen verplaatst zich naar de linkerkant van de printer.
4.
Het voorpaneel vraagt u de klep weer te openen en de rechterkant van de codeerstrook (in het
servicestation) te reinigen. Druk op Continue (Doorgaan) als u klaar bent.
5.
Sluit de voorklep weer. De wagen keert terug naar zijn "Klaar"-positie in het servicestation.
3. De plaat reinigen
U moet de plaat reinigen wanneer hierom wordt gevraagd door periodieke onderhoudswerkzaamheden.
Reinig ook de plaat als u een van de volgende aanwijzingen opmerkt:
Inkt gaat vlekken bij het afdrukken met voorinstellingen waarmee u voorheen goed hebt gewerkt.
●
Frequente papierstoringen.
●
Inktvlekken en vegen op de achterkant van de afdrukken.
●
Strepen of korreligheid verschijnen in de eerste 10 cm van de afdruk, wanneer u een papier en voorinstelling
●
gebruikt die voorheen goed werkte.
Zie
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen op pagina 182
Reinig de plaat met een zachte doek om inkt en mediastof te verwijderen.
1.
Wanneer het substraat is geladen, verwijdert u de media en schakelt u de printer uit. Zie
verwijderen op pagina
152
Hoofdstuk 12 De printer onderhouden
34.
voor meer informatie.
Een papierrol