.CZ`<<`.
.CZ`<<`.
9.
Leveringsomvang
De warmtepomp wordt in twee verpakkingseenheden geleverd.
| ® ê®ê ÖÖ
Warmtepomp-basistoestel
Behuizing
9.1
Accessoires
| ® ê®ê ÖÖ
Warmtepompmanager in wanduitvoering, WPMW II
Warmtepompmanager als schakelkastvariant, WPMS I
Mengrmodule in wanduitvoering, MSMW
Mengrmodule als schakelkastvariant, MSMS
Voorraadreservoir SBP 700 E
Voorraadreservoir SBP 700 E SOL
Bouwset WPVB
Verwarmingsafstandsbediening FE 7
Aanlegvoeler AVF 6
Dompelvoeler TF 6
Warmtemedium concentraat (30 liter jerrycan)
10. Installatie
10.1 Transport
Opdat het toestel tegen beschadigingen beschermd is, dient het
in de verpakking verticaal te worden getransporteerd. Bewaring
en transport bij temperaturen onder – 20 °C en boven + 50 °C zijn
niet toegestaan.
Boven in het frame bevinden zich aan de vier hoeken gaten voor
de montage van hijsogen M 12, die gebruikt kunnen worden als
transporthulpmiddel.
De behuizing is een aparte transporteenheid en wordt pas op de
installatieplaats aan het basistoestel gemonteerd.
10.2 Plaatsing
10.2.1 Algemeen
Richt de warmtepomp horizontaal uit door de poten van het toestel
te verstellen.
Om bevriezing van de warmtepomp bij buitenplaatsing of bij
plaatsing in een niet-vorstvrije ruimte te voorkomen, moet als
vorstbescherming de aanlegvoeler AVF 6 worden geïnstalleerd en
elektrisch worden aangesloten. Zie voor elektrische aansluiting
en montage van de voeler hoofdstuk 10.
De volgende minimumafstanden tot aangrenzende objectopper-
vlakken dienen te worden aangehouden:
- zijdelings 300 mm
- vanaf de voorzijde 1500 mm
- naar boven 100 mm
- De afstand naar achteren is afhankelijk van de installatie en
de inbouwsituatie.
-
qT%
Ô
Ñ
10.2.2 Buitenplaatsing
Als ondergrond wordt een fundament (zie afb. D) aanbevolen.
Alle netspanningskabels dienen vorstvrij in een installatiebuis
¼ ¼ù
(beschermbuis) te worden aangelegd.
Het aansluitgedeelte op de achterwand dient te worden be-
223384
schermd tegen weersinvloeden en zonnestraling.
10.2.3 Binnenplaatsing
¼ ¼ù
De ruimte waarin de WPF dient te worden geïnstalleerd, moet aan
de volgende voorwaarden voldoen:
185450
185451
- Stabiele vloer. Gewicht van de WPF; zie "Technische
074012
074011
- Bij een zwevende vloer dienen voor een geluidsarm gebruik
185459
185460
227760
- rondom de plaatsingslocatie (zie afb. C) van de warmtepomp
185579
165341
- De ruimte mag niet door stof, gassen of dampen explosiege-
165342
161696
- Bij plaatsing van de WPF in een verwarmingsruimte in
10.2.4 Geluidsemissie
De warmtepomp mag niet onder of naast slaapvertrekken worden
geplaatst. Buisdoorvoeropeningen in wanden en plafonds dienen
te worden voorzien van trillingsdemping.
gegevens".
van de warmtepomp de vloer en de geluidsisolatie:
te worden uitgespaard.
vaarlijk zijn. De in de tabel vermelde minimumwaarden voor
het plaatsingsoppervlak en voor het volume in de plaatsings-
ruimte mogen niet worden onderschreden.
`
¼
p ù
¼
WPF 20
14 m³
WPF 27 | WPF 27 HT
16 m³
WPF 40
23 m³
WPF 52
28 m³
WPF 66
33 m³
combinatie met andere verwarmingsapparaten dient ervoor
te worden gezorgd dat het gebruik van de andere verwar-
mingstoestellen niet nadelig wordt beïnvloed.
&
® ù|÷
5 m²
7 m²
9 m²
11 m²
13 m²
qqq Z`.
<é<`VHC HB