.CZ`<<`.
.CZ`<<`.
10.3.4 Controle van de volumestroom (bij de eerste inbedrijf-
name van de warmtepomp uit te voeren)
De warmtebronzijdige aanvoer- en retourtemperatuur meten.
Hierbij aan de aansluitbuizen van de warmtepomp onder de ther-
mische isolatie uit de beide meetwaarden het temperatuurverschil
bepalen. Het diagram (afb. g) toont de temperatuurspreiding bij
nominale volumestroom.
Gevaar voor beschadiging!
!
Aan de WPM II moet de parameter 12 (Bron) van de
inbedrijfnamelijst op „Ethyleenglycol" gezet worden,
omdat anders bij temperaturen onder 7 °C de
warmtepomp door de bevriezingsveiligheidsschakelaa
r wordt uitgeschakeld. De broninlaattemperatuur kan in
het display van de WPM II onder de installatieparameter
Info temp. worden afgelezen.
G
Temperatuurspreiding bij nominale volumestroom
A
brine = verwarmingsaanvoertemperatuur 35 °C
B
brine = verwarmingsaanvoertemperatuur 50 °C
T1 temperatuurverschil
T2 broninlaattemperatuur
10.4 Installatie van de CV installatie
De CV installatie (verwarmingscircuit) dient overeenkomstig de
geldende technische richtlijnen te worden uitgevoerd. Voor de
veiligheidstechnische uitrusting van een verwarmingsinstallatie
moet de norm DIN 12828 worden gebruikt.
Men dient op de juiste aansluiting van de verwarmingsaanvoer
en -retour te letten.
Bescherming van de heetwaterleidingen tegen vorst en vocht (al-
leen bij buitenplaatsing) aanvoer- en retourleiding moeten bij bui-
tenplaatsing door een voldoende thermische isolatie tegen vorst
en door het aanleggen van installatiebuizen tegen vocht worden
beschermd (zie afb. D).
De vereiste dikte van de isolatiestof dient conform de verwar-
mingsinstallatieverordening te worden nageleefd.
Aanvullende bescherming tegen bevriezing biedt de in de warmte-
pomp geïntegreerde antivriesschakeling, die bij + 8 °C condensor-
temperatuur automatisch de circulatiepomp in het warmtepomp-
qT%
Ô
Ñ
circuit inschakelt en op die manier in alle watervoerende delen een
circulatie garandeert. Als de temperatuur in het buffervat daalt,
dan wordt op zijn laatst wanneer een temperatuur van + 5 °C
wordt onderschreden, automatisch de warmtepomp ingeschakeld.
Voor het aansluiten op de warmtepomp dient de verwarmingsin-
stallatie op dichtheid te worden gecontroleerd, grondig te worden
doorgespoeld, te worden gevuld en zorgvuldig te worden ontlucht.
10.5 Zuurstofdiffusie
Gevaar voor beschadiging!
!
Vermijd open verwarmingsinstallaties of installaties met
stalen buizen in combinatie met vloerverwarmingen met
niet-diffusiedichte kunststofbuizen.
Bij niet-diffusiedichte kunststof buizen voor vloerverwarming
of open verwarmingsinstallaties kan bij gebruik van stalen
verwarmingselementen of stalen buizen door zuurstofdiffusie
corrosie aan de stalen delen optreden.
De corrosieproducten, zoals roestslib, kunnen in de condensor van
de warmtepomp neerslaan en door vernauwing van de doorsnede
vermogensverlies van de warmtepomp of het uitschakelen door
de hogedrukbewaking veroorzaken.
10.6 Verwarmingsinstallatie vullen
Watertoestand
Om schade door kalkafzetting te voorkomen moet u op het
volgende letten, wanneer u de installatie met verwarmingswater
vult:
- de totale hardheid van het water moet < 7 °dH zijn;
- de som van de aardalkaliën in het water moet < 1,2 mol/m³
zijn;
- VDI 2035, blad 1.
Opgelet! Er mag geen water of regenwater worden gebruikt
dat volledig is ontzout, omdat dit leidt tot corrosieverergering.
Geschikte toestellen voor ontharden, evenals voor het vullen en
spoelen van verwarmingsinstallaties kunt u via onze klantenservice
lenen of deze zijn via de vakhandel verkrijgbaar.
10.6.1 Buffervat
Om een storingsvrij gebruik van de warmtepomp te garanderen,
verdient het gebruik van een buffervat aanbeveling. Het buffervat
dient voor de hydraulische ontkoppeling van de volumestroom in
het warmtepompcircuit en verwarmingscircuit. Wanneer bijv. de
volumestroom in het verwarmingscircuit via thermostaatkleppen
wordt verminderd, dan blijft de volumestroom in het warmte-
pompcircuit constant.
10.6.2 Circulatiepomp (bufferlaadpomp)
Bij toepassing van een buffervat moet bij de uitvoering van de
in te bouwen circulatiepomp rekening worden gehouden met de
drukverliezen in de condensor, verbindingsleidingen, bochtstuk-
ken, ventielen etc.
qqq Z`.
<é<`VHC HB