Systeemstart
1
14
13
Afb. 6-1
Gebruiksfuncties op Hoofdscherm
1. Alarmen
2. Globale status (alle pistolen)
3. Instelpercentage (luchtstroom)
4. Tabel met presets
5. Spuitmondspoelmodus
Opm.:
Het werkstuk-ID en de werkstuknaam (7) betreft het werkstuk vóór de zonefotocellen, niet het werkstuk dat
wordt gespoten.
E 2004 Nordson Corporation
Gebruik de hoofdschakelaar op het achterpaneel om het systeem in te
schakelen. Zodra het systeem onder stroom komt, verricht het een aantal
zelftests en toont vervolgens het Hoofdscherm. Alle instellingen worden
hersteld volgens hun status bij de laatste keer dat het systeem werd
uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u een nieuwe gebruikersdatakaart met nieuwe presets
installeerde nadat de systeemvoeding werd uitgezet, worden bij aanzetten
alle presets vanaf de gebruikersdatakaart gedownload naar de
pistoolbesturingskaarten.
1. Log in het systeem in, als dat nodig is: Wachtwoordbeveiliging,
pagina 6-4.
2. Stel de gewenste triggermodus in voor alle pistolen: Globale
triggermodus instellen, pagina 6-6.
3. Stel de gewenste werkstuk-ID-modus in: Instellen van werkstuk
ID-modus, pagina 6-7.
4. Indien in gebruik stelt u de gewenste Spuitmondspoelmodus in:
Spuitmondspoelmodus instellen, pagina 6-8.
5. Start het poederterugwinsysteem, de cabineafzuigventilator en de
transportband. Voer de werkstukken door de spuitcabine.
2
3
4
5
12
6. Configuratie
7. Hulp
8. Transportbandsnelheid
9. Transportband aan/uit-indicator
10. Configuratie inlog-/uitlogbeveiliging
6
7
11
11. Globale triggermodus (alle
pistolen)
12. Werkstuk-ID en -naam
13. Werkstuk-ID-modus
14. Pistooltoetsen
6-3
Gebruik
8
9
10
P/N 7105271C