Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Zonetoewijzing - Nordson iControl Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor iControl:
Inhoudsopgave

Advertenties

5-10
Presets instellen
Instellen van voorloop− en nalooptriggering

Zonetoewijzing

P/N 7105271C
Stel de voorloop- en naloopwaarden in door elk veld aan te raken en dan de
draaiknop te draaien om een positieve of negatieve cijferwaarde in te
voeren.
1
Het scherm Pistoolbesturing/status
3
1
2
Het scherm Presettabel
Afb. 5-7
Voorloop, naloop en zonetoewijzingen aanpassen
1. Voorloop
2. Naloop
Wanneer een zonefotocel een werkstuk detecteert, worden de spuitpistolen
getriggerd die in de preset voor het bewuste werkstuk aan die zone zijn
toegewezen, zodra het werkstuk langs de pistolen passeert.
Zie afbeelding 5-7. Om de zonetoewijzing in te stellen, raakt u het veld
Zone aan en voert u via de draaiknop een zonenummer in. Meestal zult u
het spuitpistool toewijzen aan de fysieke zone waarin het pistool zich
bevindt, maar u bent vrij om het pistool aan elke willekeurige zone toe te
wijzen. Als u een zone instelt op nul of een ongeldig nummer invoert, vindt
triggering niet plaats.
U kunt de instelling voor zonetoewijzing gebruiken om een pistool niet te
laten spuiten. U wilt bijvoorbeeld bij werkstuk 3 niet dat pistool 1 spuit, ook
al is het pistool aan zone 1 toegewezen waar het werkstuk wordt
gedetecteerd. U stelt dan de zonetoewijzing voor Pistool 1, Preset 3, in op
nul.
OPMERKING: Wijzig zonetoewijzingen nooit terwijl werkstukken door het
systeem bewegen. U kunt zo storingen veroorzaken in de zonetoewijzing,
met productiefouten als gevolg.
Zie onder Werkstukdetectie en identificatie in het hoofdstuk Beschrijving in
deze handleiding voor een meer uitgebreide uitleg over zones.
(vervolg)
2
3
3. Zone
E 2004 Nordson Corporation

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave