Voordat u begint
3
3
Opstelling
3.1
Voordat u begint
De aandrijving
mag uitsluitend
gemonteerd wor-
den wanneer
3.2
Voorbereiding
3.3
Het monteren van de reductor
6
•
de opgave op het typeplaatje van de motorreductor overeenkomt met de netspan-
ning
•
de aandrijving onbeschadigd is (geen schade door transport of opslag)
•
zekergesteld is dat aan de volgende uitgangsgegevens is voldaan:
– bij alle reductoren:
– bij speciale uitvoeringen:
®
– bij Spiroplan
- reductoren HW30 en wormwielreductoren HS..:
geen grote externe massatraagheidsmomenten aanwezig zijn, die de reductor in
omgekeerde koppelrichting zouden kunnen belasten (bij η' (omgekeerd) = 2 – 1/η <
0,5 zelfremmend)
Uitgaande assen en flensmontagevlakken dienen grondig van corrosiewerende midde-
len, vuil en dergelijke ontdaan te worden (hiervoor een handelsgebruikelijk oplosmiddel
gebruiken). Het oplosmiddel niet in contact laten komen met de dichtlip van de oliekeer-
rring - materiaalschade!
Let op: Bij opslagtijden ≥ 1 jaar wordt de levensduur van het vet van de lagers korter
Reductoren in de uitvoering "langdurige opslag" hebben:
•
bij minerale olie een bouwvormafhankelijke, gebruiksklare olievulling. U dient des-
ondanks voor de inbedrijfname het olieniveau te controleren (zie " Smeermiddelvul-
hoeveelheden" op pagina19).
•
bij synthetische olie deels een verhoogd olieniveau. U dient voor de inbedrijfstelling
het olieniveau aan te passen (zie "Smeermiddelvulhoeveelheden" op pagina19).
De reductor resp. de motorreductor mag in de aangegeven bouwvorm (Spiroplan
ductoren zijn bouwvormonafhankelijk) uitsluitend op een vlakke
stijve ondergrond opgesteld worden. Hierbij mogen de voeten van de behuizing en
aanbouwflenzen niet verspannen worden!
Olieniveau- en aftapstoppen evenals de ontluchtingsventielen dienen vrij toegan-
kelijk te zijn!
U gelieve bij deze gelegenheid ook de aangegeven bouwvormafhankelijke olievulling te
controleren.
Bij wijziging van de bouwvorm dient ook de smeermiddelvulhoeveelheid aange-
past te worden.
Bij wijziging van de bouwvorm van HS-reductoren in de bouwvorm M2 gelieve u de
dienst Service & Reparatie te raadplegen.
1) Maximaal toelaatbare parallelliteitafwijking voor flensbevestiging (richtwaarden volgens
DIN ISO 1101): bij → flens 120...600 mm max. fout 0,2...0,5 mm
Omgevingstemperatuur tussen 0 °C en +40 °C,
geen olie, gassen, dampen, stralingen enz.
Aandrijving conform de omgevingsomstandig-
heden is uitgevoerd
Technische handleiding reductoren voor elektrohangbanen
®
-re-
1)
trillingsvrije en torsie-