2
Veiligheidsaanwijzingen
Opmerkingen
De volgende veiligheidsaanwijzingen hebben hoofdzakelijk betrekking op het gebruik
vooraf
van reductoren.
Bij het gebruik van motorreductoren gelieve u aansluitend de veiligheidsaanwijzingen
voor motoren in de betreffende handleiding te raadplegen.
Let u ook op de aanvullende veiligheidsaanwijzingen van de afzonderlijke hoofd-
stukken van deze handleiding.
Algemeen
Tijdens en na bedrijf hebben motorreductoren en reductoren spanningsvoerende en be-
wegende delen en mogelijk ook hete oppervlakken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot transport, opslag, opstelling/montage,
het aansluiten, het inbedrijfstellen, onderhoud en het in orde houden, mogen uit-
sluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerde vaklieden, rekening houdend
met:
•
•
•
•
Zware persoonlijke en materiële schaden kunnen ontstaan door:
•
•
•
Gebruik volgens
De motorreductoren /reductoren zijn bestemd voor industrieel gebruik. Ze voldoen aan
de voorschriften
de geldende normen en voorschriften. De technische gegevens en de opgaven ten aan-
zien van de toelaatbare omstandigheden zijn weergegeven op het typeplaatje en in de
documentatie.
Alle opgaven dienen beslist aangehouden te worden!
Transport/opslag
Controleer de levering direct na ontvangst op eventuele transportschade. Deel dit
direct mee aan de transportonderneming. De inbedrijfstelling kan eventueel niet
plaats vinden.
Ingeschroefde hijsvoorzieningen vast aanhalen. Deze zijn uitsluitend bedoeld voor het
gewicht van de motorreductor/reductor; het toevoegen van andere lasten is niet toege-
staan. Indien nodig, geschikte, voldoende bemeten transportmiddelen gebruiken. Aan-
wezige transportbeveiligingen voor de inbedrijfstelling verwijderen.
Opstelling/mon-
Gelieve de aanwijzingen in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 op te volgen!
tage
Inbedrijfstelling/
Juiste draairichting van de reductor in ongekoppelde toestand (zonder aangebouwde
bedrijf
motorreductor) controleren. Hierbij letten op ongewone sleepgeluiden bij het doordraai-
en. Voor het proefdraaien zonder aandrijfelementen dient de spie geborgd te worden.
Bewakings- en beveiligingsapparatuur ook tijdens proefdraaien niet buiten gebruik stel-
len. Bij afwijkingen ten opzichte van de normale bedrijfssituatie (bijv. verhoogde tempe-
raturen, geluiden, trillingen) dient in geval van twijfel de motorreductor uitgeschakeld te
worden. Oorzaak bepalen, eventueel ruggespraak met SEW houden.
Inspectie/Onder-
Aanwijzingen in hoofdstuk 6 raadplegen!
houd
Technische handleiding reductoren voor elektrohangbanen
de bijbehorende uitvoerige handleidingen en aansluitschema's
de waarschuwings- en attentieafbeeldingen op de reductor/motorreductor
de voor de specifieke toepassing geldende bepalingen en eisen
de nationale/regionale veiligheids- en ongevalpreventievoorschriften
onjuist gebruik
foutieve installatie of bediening
ontoelaatbaar verwijderen van de noodzakelijke beschermkappen of van de behui-
zing
Veiligheidsaanwijzingen
2
5