EGC 25 BE
6.5
Controles en afstellingen na inbedrijfstelling
A
02/06/2016 - 300026066-09
6.5.1.
Instelling stooklijn
Als een buitensensor is aangesloten, moet de verwarmingscurve
worden aangepast.
Afstelpunt Parameter Beschrijving van
A
p1
p27
B
p25
p26
B
C003830-C
Voorbeelden van overeenkomsten van afstellingen hellingen/
temperaturen
Helling
0.5
0.7
1
1.5
2
2.25
3
T000290-B
4
6.5.2.
Afsluitende werkzaamheden
1. Verwijder de meetapparatuur.
2. Draai de dop op het rookgasmeetpunt.
3. Plaats de frontmantel terug.
4. Druk op de toets j om de ketel in de normale bedrijfstoestand
terug te brengen.
5. Warm de CV-installatie op tot ongeveer 70°C.
6. Schakel de ketel uit.
7. Ontlucht de CV-installatie na circa 10 minuten.
T001522-A
8. Controleer de waterdruk. Indien nodig: vul de CV-installatie bij
(geadviseerde waterdruk tussen 1,5 en 2 bar).
9. Vul op het typeplaatje de gebruikte gassoort in.
de afstelpunten
Maximale
vertrektemperatuur
Minimum
buitentemperatuur
Maximum
buitentemperatuur
Minimale
vertrektemperatuur
p1
p25
40
20
50
20
60
20
75
20
75
20
75
20
75
20
75
20
6. Inbedrijfstelling
Instelbereik Fabrieksinstelling
20 tot 90 ºC
80 ºC
-30 tot 0 ºC
-15 ºC
0 tot 30 ºC
20 ºC
0 tot 90 ºC
20 ºC
p26
p27
20
-20
20
-20
20
-20
20
-17
20
-8
20
-4
20
2
20
6
57