Submenu
Instelling
F1 BUTTON t/m F4
Om de functie toe te wijzen aan de
BUTTON
functieknoppen van het voorpaneel en
de functie in of uit te schakelen.
Voor het toewijzen van de functie kunt
u kiezen uit SCAN, ASPECT, EXT
SYNC, BLUE ONLY, MONO, MULTI
DISPLAY, APA, I/P MODE, MIRROR
IMAGE en AUTO SYNC DETECT.
Fabrieksinstelling
• F1-knop: EXT SYNC
• F2-knop: SCAN
• F3-knop: ASPECT
• F4-knop: MULTI DISPLAY
De functie toegewezen aan de
functieknop
SCAN (Scanmodus)
Druk hierop om het scanformaat van het beeld te
veranderen. Druk hierop om te schakelen tussen
NATIVE, NORMAL scan (7% overscan), UNDER scan
(0% scan), OVER scan (20% overscan), FULL en
ZOOM (zie "Scanmodusbeeld" op pagina 37). NATIVE
werkt alleen wanneer 1080i-, 1080p- of 720p-signalen
worden ingevoerd. 1080p kan geselecteerd worden
wanneer de BKM-250TGM geïnstalleerd is.
ASPECT
Druk hierop om de beeldverhouding op 4:3 of 16:9 in te
stellen.
AUTO SYNC DETECT
Druk op de toegewezen knop om automatisch externe en
interne synchronisatiesignalen te detecteren.
Het apparaat synchroniseert met externe
synchronisatiesignalen wanneer deze gedetecteerd
worden. Wanneer er geen externe
synchronisatiesignalen gedetecteerd worden,
synchroniseert het apparaat met interne
synchronisatiesignalen.
AUTO SYNC DETECT werkt wanneer er component/
RGB-signalen ingevoerd worden.
EXT SYNC (externe synchronisatie)
Druk hierop om het apparaat te bedienen op een extern
synchronisatiesignaal via de EXT SYNC IN-stekkerbus.
EXT SYNC werkt als de component/RGB-signalen
worden herkend.
Als AUTO SYNC DETECT ingeschakeld is, is deze
functie niet beschikbaar.
MULTI DISPLAY
Druk op de toegewezen knop om de multidisplay weer
te geven. Kies de instelling multidisplay in het menu
MULTI DISPLAY SETTING (zie pagina 35).
36
Afstellingen in menu's verrichten
SUB INPUT SELECT
Druk op deze knop om de ingangssignaaltypes voor het
subscherm in te stellen wanneer de multidisplay
ingeschakeld is. Telkens wanneer deze knop ingedrukt
wordt, wordt de modus als volgt gewijzigd:
COMPOSITE t Y/C t RGB t COMPONENT t
OPTION A-1 t OPTION A-2 t OPTION B-1 t
OPTION B-2 t VIDEO WAVE (zie "SUB INPUT
SELECT" op pagina 35).
POSITION
Druk op deze knop om de positie van het subscherm in
te stellen. Telkens wanneer deze knop ingedrukt wordt,
wordt de modus als volgt gewijzigd: 1 (linksonder) t
2 (rechtsonder) t 3 (rechtsboven) t 4 (linksboven)
(zie "POSITION" op pagina 35).
SUB PICTURE SIZE
Druk op deze knop om het formaat van het subscherm in
te stellen. Telkens wanneer deze knop ingedrukt wordt,
wordt de modus als volgt gewijzigd: 1 (klein) t 2
(groot) (zie "SUB PICTURE SIZE" op pagina 35).
I/P MODE
Druk op de knop om de vertraging door de
beeldverwerking tot een minimum te beperken wanneer
een interlace-signaal binnenkomt. Telkens wanneer u op
de knop drukt, schakelt de modus in de volgorde
INTER-FIELD t FIELD MERGE t LINE
DOUBLER (zie "I/P MODE" op pagina 34).
MIRROR IMAGE
Druk op de toegewezen knop om het videosignaal om te
draaien en horizontaal weer te geven. Deze functie is
niet beschikbaar voor het PRESET 1 signaal en de
multidisplay.
MONO
Druk op de toegewezen knop om een monochroom
beeld weer te geven. Wanneer nogmaals op de knop
wordt gebruikt, dan schakelt de monitor automatisch
over op de kleurmodus.
APA (Auto Pixel Alignment, automatische
pixeluitlijning)
Druk hierop om het beeld automatisch af te stellen op
maxiamle helderheid voor het ontvangen signaal op de
HD15-ingang. Zie voor de fijnafstemming volgens het
ingangssignaal a.u.b. "DOT PHASE" op pagina 33.
Wanneer het menuscherm of het multidisplay wordt
weergegeven, werkt APA niet.