Inhoud
Vorige
Volgende
Bovenste pagina
>
De faxfunctie gebruiken
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren vanaf het bedieningspaneel.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer snelkiezen] of [Invoer verkort kiezen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om het gewenste snelkiesnummer (01 tot en met 20) of nummer voor verkort kiezen (01
tot en met 50) te selecteren en klik op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnr.] te selecteren en druk op [OK].
Geef het faxnummer (maximaal 40 tekens) op en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnaam] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Geef de naam (maximaal 20 tekens) op en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [
Een faxnummer kan 0 tot en met 9, een pauze, "
Voeg zo nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen. U
kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een "
tijdelijk over van pulse naar tone.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
>
Faxbestemmingen registreren
> Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
", "
" en een spatie bevatten.
" toe aan het faxnummer. Met een "
Instellingen
" schakelt de kiesmodus