Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Stiebel Eltron WPF 5 Gebruiks- En Montage-Aanwijzing pagina 36

Inhoudsopgave

Advertenties

de warmtedragerpomp na het uitschakelen
van de warmtepomp worden bepaald. De
vermelde cijferwaarden komen overeen met
de nalooptijd in minuten bij een gemiddelde
warmtedrageringangstemperatuur van 0 °C
Instelling
Nalooptijd van
warmtedragerpomp
ALM 0
1 minuut
ALM 30
30 minuten
ALM 60
60 minuten
ALM 120
120 minuten
ALM 180
180 minuten
Als de warmtedrageringangstemperatuur
stijgt, wordt de resulterende nalooptijd van
de bronpomp korter. Als de warmtedragerin-
gangstermperatuur daalt, wordt de nalooptijd
langer. Vanaf een warmtedrageringangstem-
peratuur van 10 °C vindt altijd een minimale
naloop van één minuut plaats.
13
BRON MIN
Instelbereik –10 °C tot +10 °C en de stand Uit.
 
De warmtepomp mag niet met een
brontemperatuur lager dan – 9 °C
(alleene bij WPF 3-fase) – 5 °C (alleene bij
WPF 1-fase) worden gebruikt.
Bij de instelling UIT wordt de temperatuur
van de bronvoeler niet opgevraagd. Indien
de brontemperatuur beneden het minimum
komt, wordt de compressor uitgeschakeld en
wordt de stilstandtijd geactiveerd. Nadat de
stilstandtijd is verlopen en de vaste hysterese
van 2 K is overschreden, wordt de compressor
weer vrijgegeven.
De storing Brontemp min wordt met knippe-
rende gevarendriehoek in het display weerge-
geven en in de storingslijst opgeslagen.
De bronpomp wordt altijd 30 seconden eer-
der ingeschakeld, alvorens de compressor bij
warmtevraag van de verwarming in werking
treedt.
 
Na het uitschakelen van de warm-
tepomp loopt de bronpomp nog 60
seconden door.
36
14
RETOUR MAX
Maximum retourtemperatuur
Instelbereik 20 °C tot 55 °C.
Als deze ingestelde temperatuur in verwar-
mingsbedrijf bij de voeler van de retourleiding
wordt bereikt, wordt de warmtepomp onmid-
dellijk uitgeschakeld. Deze beveiligingsfunctie
voorkomt dat de hogedrukbeveiliging in wer-
king treedt. Het bereiken van deze tempera-
tuurwaarde veroorzaakt geen storingsmelding.
Tijdens de warmwatermodus wordt de retour-
temperatuur niet opgevraagd.
15
AANVOER TEMP V
Maximum WP-aanvoertemperatuur voor ver-
warming
Instelbereik 20 °C tot 65 °C.
Deze instelling begrenst de aanvoertempe-
ratuur van de warmtepomp en van alle 2e
warmtebronnen. Deze beveiliging is van toe-
passing op alle warmtepomptypes.
16
HD SENSOR
Maximale hoge druk
Instelbereik 38 bar tot 40 bar.
Deze instelling zorgt dat de druk niet te hoog
kan worden bij het verwarmen van verwar-
mingswater of tapwater.
Als de maximumdruk is bereikt, treedt een
regeluitschakeling in werking.
Zie ook WW ECO.
17
MENG MAX
Maximum aanvoertemperatuur in het meng-
circuit
Instelbereik 20 °C tot 90 °C.
Deze instelling begrenst de aanvoertempera-
tuur in het mengcircuit. Als bijv. uit de gege-
vens van het mengcircuit een hogere ingestel-
de aanvoerwaarde wordt berekend, dan wordt
deze waarde gebruikt voor de max. ingestelde
waarde van de aanvoertemperatuur van het
mengcircuit en hierop gereguleerd.
18
LOOPT MENGKL
Looptijd mengkraan
Instelbereik 60 tot 240
Met deze instelling kan het gedrag van de
mengkraan worden aangepast. De instelling
60 tot 240 betekent een regelafwijking van
6 K tot 24 K. De bemonsteringsfrequentie be-
draagt 10 sec. en de minimale inschakelduur
voor de mengkraan bedraagt 0,5 sec. Binnen
de dode zone van ±1 K van de ingestelde
waarde reageert de mengkraan niet. Voor-
beeld voor de instelling 100 = 10 K (zie afbeel-
ding): De regelafwijking (ingestelde tempera-
tuur mengcircuit – werkelijke temperatuur
mengcircuit) bedraagt 5 K. De mengkraan
gaat gedurende 5 sec. open, sluit vervolgens,
maakt een pauze van 5 sec. en begint weer
opnieuw.De regelafwijking (ingestelde tempe-
ratuur mengcircuit – werkelijke temperatuur
mengcircuit) bedraagt 7,5 K. De mengkraan
gaat gedurende 7,5 sec. open, sluit vervol-
gens, maakt een pauze van 2,5 sec. en begint
weer opnieuw. Conclusie: hoe kleiner de
regelafwijking, des te korter de inschakelduur
van de mengkraan en des te langer de pauze-
duur. Als bij gelijke regelafwijking de waarde
LOOPT MENGKL verkort wordt, dan wordt
de inschakelduur steeds langer en de pauze
steeds korter.
Voorbeeld voor de instelling 100 en een
regelafwijking van 5 K
5 K van 10 K = 50 % =
inschakelduur
Instelling 100 =
Einstellung 100 =
regelafwijking 10 K
Regelabweichung 10 K
± 1 K
Regelafwijking 5K
Regelabweichung 5 K
Regelafwijking (K)
Regelabweichung (K)
19
VORSTBEVEIL
Om het bevriezen van de verwarmingsinstalla-
tie te voorkomen, worden bij het bereiken van
de ingestelde vorstbeveiligingstemperatuur de
verwarmingspompen ingeschakeld. De terug-
schakelhysterese bedraagt 1 K.
20
SELECTIE FE
Afstandsbediening FE7 selecteerbaar voor
beide verwarmingscircuits
Met de parameter Selectie FE kan vooraf wor-
den ingesteld voor welk verwarmingscircuit de
afstandsbediening moet worden geactiveerd.
Bij parameter Ruimtetemperatuur 1 of 2 in het
2e bedieningsniveau kan, afhankelijk van de
voorinstelling van de afstandsbediening, de
werkelijke ruimtetemperatuur worden opge-
vraagd.
21
FE CORRECTIE
Met deze parameter kan de gemeten ruimte-
temperatuur worden gekalibreerd.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpf 5 sWpf 7Wpf 7 sWpf 10Wpf 10 sWpf 13 ... Toon alles

Inhoudsopgave