3.20
Het bergen van machines mag alleen gebeuren met voldoende
gedimensioneerde sleepuitrustingen.
3.21
03_Veiligheid_nl.fm - V 0.1 - 7.5.12
Berging, verladen en transport
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven bevestigingspunten.
Beveilig bij het verladen en transporteren de machine en de noodzakelijke
hulpvoorzieningen tegen onbeoogde bewegingen.
Reinig de slede en het chassis van de machine zodanig van modder, sneeuw
en ijs, dat laadplatforms zonder slipgevaar bereden kunnen worden.
Beveilig de machine bij het transport op vrachtwagen, dieplader of per spoor
op een betrouwbare manier door keggen en bevestigingsmiddelen aan de
vastsjorpunten.
Inspecteer voor de rit het af te leggen traject om vast te stellen of de wegen
voldoende breed, bruggen en doorgangopening voldoende groot en
wegenophanging en bruggen voldoende draagkrachtig zijn.
Controle en keuring
Laat de machine door een deskundige (b. v. werktuigbouwkundig ingenieur
of inspecteur) volgens de bestaande richtlijnen van de voorschriften ter
preventie van ongevallen op alle onderdelen keuren:
• Vóór de eerste inbedrijfstelling en na wezenlijke veranderingen voor de
hernieuwde inbedrijfstelling.
• Minstens eenmaal per jaar.
• Tussentijds al naargelang de werkomstandigheden en operationele
voorwaarden.
Registreer het keuringsrapport schriftelijk en bewaar het tot de eerstvolgende
keuring.
Controleer vóór aanvang van iedere werkdienst de machine volgens het
inspectieschema.
Vervang hydrauliekslangen, zodra u de volgende schade herkent:
• Beschadigingen aan de buitenlaag tot aan de voering.
• Bros worden van de buitenlaag.
• Vervormingen in drukbelaste of drukloze toestand, die niet met de
oorspronkelijke vorm van de gemonteerde slang overeenkomen.
• Lekkages.
• Beschadigingen aan de slangarmaturen of de verbinding tussen armatuur
en slang.
Controleer het peil van het koelmiddel alleen met afgekoelde motor, draai de
dop voorzichtig open om de overdruk af te bouwen.
Controleer vóór de inzet de werking van de veiligheidsinrichtingen.
Geef vastgestelde gebreken onmiddellijk door aan de opzichter, bij wisselen
van de machinebestuurder ook aan de aflossing.
Staak bij gebreken die de bedrijfsveiligheid van de machine in gevaar
brengen, het werk tot de gebreken verholpen zijn.
TL210
3
Veiligheid
31 / 184
32