3
Veiligheid
3.15
Bij het werken met de machine in de buurt van elektrische bovenleidingen en
spoorleidingen moet tussen deze en de machine en zijn werkuitrustingen een
van de nominale spanning van de bovenleiding afhankelijke veilige afstand
gehouden worden om spanningsoverslag te voorkomen. Dit geldt ook voor de
afstand tussen deze leidingen en aanbouwapparatuur en voor aangeslagen
lasten.
Voorgeschre-
De veilige afstand hangt af van de nominale spanning van de bovenleiding.
ven veilige af-
stand
Tab. 3-1 Voorgeschreven veilige afstanden
Als het niet mogelijk is om op voldoende afstand van elektrische bovenleidingen
en spoorleidingen te blijven, dan moet de ondernemer in overleg met de
eigenaar of exploitant van de leidingen andere voorzorgsmaatregelen tegen
spanningsoverslag treffen. Dit kan worden bereikt door b. v.:
• uitschakelen van de stroom,
• verleggen van de bovenleiding,
• omleggen van de kabels,
• begrenzen van het werkgebied van de machine.
26 / 184
32
Werkzaamheden in de buurt van elektrische
bovenleidingen
Nominale spanning
> 1000 V
meer dan 1 kV > 110 kV
meer dan 110 kV > 220 kV
meer dan 220 kV > 1380
kV
onbekende nominale
spanning
Houd ook rekening met alle werkbewegingen van de machine, b. v. de stand
van de werkuitrusting en de afmetingen van lasten.
Houd ook rekening met oneffenheden in de bodem, waardoor de machine
scheef kan komen te staan en daardoor dichter bij de bovenleidingen komt.
Bij wind kunnen zowel bovenleidingen als werkuitrustingen uitzwaaien en
daardoor de afstand verkleinen.
Veilige afstand
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
5,0 m
TL210
03_Veiligheid_nl.fm - V 0.1 - 7.5.12