07_Bediening_nl.fm - V 0.1 - 7.5.12
2
1
8
Schakel de ontsteking in en wacht ca. 5 seconden.
Aanwijzing
Het indicatiedisplay creëert interne bedrijfsoperationaliteit, daarbij worden
alle controlelampen voor de functiecontrole kort geactiveerd.
De controlelampen „Voorgloeibewaking" (1), „Laadcontrole" (2) en
„Motoroliedruk" (3) lichten op.
Breng het gaspedaal (4) in de stand vol gas (normale start) resp. kwartstand
(warme start).
Draai na het doven van de controlelamp „Voorgloeibewaking" (1) de
contactsleutel in de positie „Start". Zodra de motor loopt, de contactsleutel
terugdraaien in positie „1" en het toerental verlagen tot aan het laagste
stationaire toerental. De controlelampen moeten doven.
Breng de contactsleutel in positie „1" of positie „0", als de motor na max. 20
seconden niet start.
Herhaal de startprocedure na minstens 1 minuut wachten.
Als de motor na 2 startpogingen niet aanslaat, dan moet u de oorzaak van de
storing opsporen.
3
P
TL210
Bediening
4
5
HAZARD
P
6
P
AUTO
OFF
7
4560_7003
121 / 184
7
14