7
Bediening
Wegrijden
8
7
1
Afb. 7-8 Wegrijden
126 / 184
14
2
3
P
4560_7005
Zet de schakelaars „Selectie van de rijrichting" (8) en (5) in de middelste stand.
De controlelampen (2) en (3) mogen niet branden.
Start de motor. Zie hoofdstuk "Motor starten", pagina 120.
Til het hefframe op tot aan de gekleurde hoogtemarkering „Rijden" (11).
Kies het rijbereik „snel" (voorste schakelaarstand) of „langzaam" (achterste
schakelaarstand) aan de schakelaar (7) naar wens.
Let op de controlelampen (9) en (10).
Ontspan de parkeerrem (6) (voorste schakelaarstand).
Stel de gewenste rijrichting in met de schakelaars „Rijrichtingselectie" (8)
resp. (5).
De controlelamp (2) of (3) brandt.
Druk het gaspedaal (4) in.
De rijautomatiek zorgt ervoor dat de machine pas vanaf een bepaald
motortoerental begint te rijden.
De rijsnelheid wordt geregeld met het gaspedaal. De rijsnelheid is direct
afhankelijk van het motortoerental.
Verander van rijrichting door de schakelaars „Rijrichtingselectie" (8) resp. (5)
om te schakelen.
4
5
HAZARD
6
P
P
AUTO
OFF
TL210
9
12 km/h
I
00014,0 h
10
21 km/h
I II
00014,0 h
11
07_Bediening_nl.fm - V 0.1 - 7.5.12