3
Veiligheid
3.7
In de gevarenzone van de machine mogen zich geen personen ophouden.
De gevarenzone is de omgeving van de machine, waarbinnen personen door
werkbewegingen van de machine, zijn werkuitrustingen, gemonteerde
gereedschappen of door uitzwaaiend of vallend geladen materiaal bereikt
kunnen worden.
3.8
3.9
3.9.1
Bij het werken op schuine ondergrond bestaat gevaar voor kantelen.
Er bestaat met name gevaar bij werkzaamheden (graven en optillen) op zachte
ondergronden.
Bij hellingen vanaf 10° (17,6%) is extra voorzichtigheid geboden.
Bij het eenzijdig rijden over hindernissen wordt de kantelschuinstand hoger.
22 / 184
32
Gevarenzone
U mag alleen met de machine werken, wanneer er zich geen personen in de
gevarenzone ophouden.
U moet bij gevaar voor personen een waarschuwingsteken geven.
Staak de werkzaamheden met de machine, wanneer personen ondanks
waarschuwing de gevarenzone niet verlaten.
Bewaar een voldoende veilige afstand van minstens 0,5 m tot vaste
constructies, b. v. bouwconstructies, afgegraven wanden, steigers of tot
andere machines, om pletgevaar te vermijden.
Zet het werkgebied tussen vaste constructie en het werkgebied van de
machine af, wanneer u geen veilige afstand kunt houden.
Als het zicht op de rijbaan en het werkgebied door werkomstandigheden
beperkt is, dan moet u door een seiner geassisteerd worden of de rijbaan en
het werkgebied moeten door een vaste afzetting worden beveiligd.
Personen vervoeren
U mag geen personen op de machine vervoeren.
Stabiliteit
De machine moet u zo inzetten, verrijden en bedienen, dat de stabiliteit resp.
veiligheid tegen kantelen steeds gegarandeerd is.
Pas de rijsnelheid steeds aan de plaatselijke omstandigheden aan.
Overschrijd de toegestane belasting van de machine niet.
Blijf met de machine zo ver van randen van groeves, greppels, hellingen en
bermen verwijderd, dat het risico van omlaag storten uitgesloten is. Anders
moet u de machine tegen wegrollen of wegglijden beveiligen.
Stabiliteit op schuine ondergrond
TL210
03_Veiligheid_nl.fm - V 0.1 - 7.5.12