Onderhoud
1
1. Olievuldop
5.
Start de motor en vergewis u ervan dat
de waarschuwingslamp voor lage olie-
druk (indien voorzien) uitgaat. Contro-
leer of er geen olielekken te bespeuren
zijn.
DCM00681
OPGELET:
Als de waarschuwingslamp voor lage
oliedruk blijft branden of als er olielekken
zijn, dient u de motor uit te schakelen en
op zoek te gaan naar de oorzaak. Wan-
neer u de motor blijft gebruiken zonder
eerst het probleem op te lossen kan hij
ernstig beschadigd raken. Raadpleeg uw
Yamaha-dealer als u het probleem niet
kunt lokaliseren en oplossen.
6.
Schakel de motor uit en wacht 3 minu-
ten. Controleer het oliepeil opnieuw met
de peilstok om na te gaan of het peil tot
ergens tussen de bovenste en de onder-
ste peilmarkering komt. Vul olie bij als
het oliepeil slechts tot onder de onderste
markering reikt, of tap olie af als het peil
tot boven de bovenste markering reikt.
75
ZMU04271
7.
Ruim gebruikte olie op volgens de lokale
reglementen.
NOTA:
Voor verdere informatie over de opruiming
G
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha-
dealer.
Vervang de olie vaker wanneer u de motor
G
onder slechte omstandigheden zoals lang-
durig stapvoets varen moet gebruiken.
DMU29112
Controle van de bedrading en
aansluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
G
vastgemaakt.
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
G
gekoppeld.
DMU29120
Uitlaatlekkage
Start de motor en controleer of er geen uit-
laat lekt uit de verbindingsstukken tussen de
ZMU02058
ZMU04286