2.3 Functiebeschrijving
2.3.1 Display en bediening
Op het display kunt u de volgende parameters aflezen:
•
Therapiemodus
•
CPAP of IPAP en EPAP
•
Ademfrequentie (f)
•
Spontane of machinale wissel van de ademfase
•
Drukwissel
Uw arts kan de beademingsparameters in stand-by-modus en in normaal bedrijf
instellen.
Uw arts kan het apparaat via meerdere toetsen instellen, die de directe toegang
tot de belangrijkste parameters mogelijk maken:
•
IPAP
•
EPAP
•
Frequentie
•
Inspiratieduur
Met een draaiknop kunt u de navigatie door het menu besturen.
2.3.2 Beschikbaar stellen van de therapiedruk
Een blaaswerk zuigt omgevingslucht via een filter aan en transporteert deze naar
de uitgang van het apparaat. Van hier stroomt de lucht door het slangsysteem en
het ademmasker naar de patiënt.
Sensors herkennen de druk in het ademmasker en in het slangsysteem evenals de
wissel van de ademfasen (triggertijdstip). Overeenkomstig stelt het blaaswerk de
door de arts ingestelde IPAP- en EPAP-drukken beschikbaar.
Beschrijving van het apparaat
NL
79