5
Start de machine opnieuw op.
●
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Controleren of de instellingen juist zijn
●
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer (
afstand starten(P. 298) ). Als er geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met
behulp van het bedieningspaneel (
Als u het IP-adres hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
●
Als u een MFNP-poort gebruikt, en het apparaat en de computer bevinden zich op hetzelfde subnet, wordt
de verbinding gehandhaafd. U hoeft geen nieuwe poort toe te voegen. Als u een standaard TCP/IP poort
gebruikt, moet u een nieuwe poort toevoegen.
*
Als u niet zeker weet welke poort u gebruikt, zie
De netwerkverbinding testen
1
Tik op <Menu> in het scherm Start.
2
Tik op <Netwerkinstellingen>.
●
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, voert u met de numerieke toetsen de juiste combinatie van ID en
pincode in. Druk vervolgens op
3
Selecteer <TCP/IP-instellingen>
4
Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en tik op <Toepassen>.
●
Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven.
KOPPELINGEN
IPv6-adres instellen(P. 179)
Netwerkinstellingen weergeven(P. 183)
WINS configureren(P. 210)
Netwerk
De netwerkverbinding testen(P. 178) ).
Printerpoorten configureren(P. 191)
De printerpoort controleren(P. 518) .
.
Aanmelden bij de machine(P. 37)
<IPv4-instellingen>
178
De UI op
<PING-opdracht>.