Plaats de vlotterklep (j, 200) met de juiste oriëntatie in de oliene-
velafscheider (o, 75) en bevestig het met twee schroeven en veer-
ringen
Sluit de knelkoppeling van de olieterugzuigleiding (j, 195) aan op
de olienevelafscheider (o, 75) met de holle schroef en twee af-
dichtringen
Monteer de ventilatorkap (e, 340) op de vacuümpomp met de
schroeven (341)
Alleen wanneer het olienevelfilterpatroon (p, 120) niet ook vervang-
en zal worden:
Zorg ervoor dat de afdichting (141) onder het uitlaatdeksel (c,
155) schoon en onbeschadigd is, vervang indien nodig door
een nieuwe afdichting (141)
Monteer het uitlaatdeksel (c, 155) samen met de afdichting
(141), zeskantbouten (146) en veerringen op de olienevelaf-
scheider (o, 75)
Sluit indien nodig de uitlaatleiding aan
Oliefilter Vervangen
Zorg ervoor dat de olie is afgetapt
Verwijder het oliefilter (h, 100)
Breng wat verse olie aan op de afdichtring van het nieuwe oliefilter
(h, 100)
Monteer het nieuwe oliefilter (h, 100) en draai het handvast
Voer het gebruikte oliefilter af in overeenstemming met de gelden-
de reglementen
Nieuwe Olie Vullen
Houd 1,0 liters olie volgens de tabel Olie (
Opmerking: De opgegeven hoeveelheid in deze bedrijfsinstructie is een
richthoeveelheid. Het kijkglas (m, 83) geeft de werkelijk te vullen hoe-
veelheid aan.
Zorg ervoor dat de plug (n, 95) van de aftapopening stevig is vast-
gedraaid
VOORZICHTIG
_a
Het bijvullen van olie door de zuigaansluiting (d, 260) zal tot gevolg
hebben dat de schuiven (r, 22) breken en de vacuümpomp ernstig
wordt beschadigd.
Olie mag alleen door de vulopening (l, 88) worden bijgevuld.
Verwijder de vulplug (l, 88)
Vul ongeveer 1,0 liters olie bij
Zorg ervoor dat het niveau tussen de MIN en de MAX markering
van het kijkglas (m, 83) staat
Zorg ervoor dat de afdichtring (89) op de vulplug (l, 88) is ge-
plaatst en onbeschadigd is, vervang indien nodig
De vulplug (l, 88) samen met de afdichtring (89) stevig terugplaat-
sen
Olienevelfilterpatroon
Controles tijdens Bedrijf
Busch raadt het gebruik van een filtermanometer aan (verkrijgbaar als
toebehoren,
pagina 23: Toebehoren). Zonder filtermanometer dient
de filterweerstand te worden beoordeeld aan de hand van de door de
aandrijfmotor opgenomen stroom.
Versie met filtermanometer:
Verwijder de zuigleiding van de zuigaansluiting (d, 260) (vrije
aanzuiging!)
Zorg dat de vacuümpomp draait
Controleer of de filtermanometer een waarde aangeeft in het
groene veld
RA 0025 - 0040 F
0870139080 / 110825
Versie zonder filtermanometer:
Versie met olieterugzuigventiel (f, 280):
Opmerking: Het uitlaatgas zal ook olie bevatten wanneer de
vacuümpomp te lang zonder onderbreking in bedrijf is (
Opmerkingen bij Bediening).
Beoordeling
Wanneer
de filtermanometer in het rode deel van de schaal staat,
of
de aandrijfmotor te veel stroom opneemt of de pompcapaciteit ge-
daald is,
is het olienevelfilterpatroon (p, 120) verstopt en moet vervangen
worden.
Opmerking: Olienevelfilterpatronen kunnen niet gereinigd worden.
Verstopte olienevelfilterpatronen moeten door nieuwe worden
vervangen.
Wanneer
de filtermanometer een lagere waarde dan normaal aangeeft,
of
de door de aandrijfmotor opgenomen stroom lager is dan normaal,
pagina 25) gereed
dan is het olienevelfilterpatroon (p, 120) doorgebroken en moet ver-
vangen worden.
Wanneer de uitlaatlucht olie bevat,
kan het olienevelfilterpatroon (p, 120) verstopt of doorgebroken zijn
en moet, wanneer dit het geval is, vervangen worden.
Vervangen van het Olienevelfilterpatroon
Wanneer de vacuümpomp gas heeft verpompt dat vervuild was
met schadelijke stoffen, dan is ook het olienevelfilterpatroon ver-
vuild met schadelijke stoffen.
Gevaar voor de gezondheid gedurende het vervangen van het ver-
vuilde olienevelfilterpatroon.
Gevaar voor de omgeving.
Tijdens het vervangen van het vervuilde olienevelfilterpatroon
dient beschermende kleding te worden gedragen.
Vervuilde olienevelfilterpatronen zijn bijzonder afval en moeten
apart worden afgevoerd volgens de geldende reglementen.
De filterveer (125) kan bij het verwijderen of plaatsen uit de uitlaat-
opening springen.
Gevaar voor oogbeschadiging.
Bij het werken met filterveren (125) moet een veiligheidsbril worden
gedragen.
Verwijderen van het Olienevelfilterpatroon
Sluit de zuigleiding weer aan op de zuigaansluiting (d, 260)
Zorg dat de vacuümpomp draait
Controleer of de door de aandrijfmotor opgenomen stroom
binnen het normale bereik ligt
Controleer of het uitlaatgas geen olie bevat
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de vacuümpomp uitgeschakeld is en gezekerd te-
gen abusievelijk inschakelen
pagina 9:
GEVAAR
_age32
_a1
Onderhoud
pagina 12