VOORZICHTIG
Tijdens bedrijf kan het oppervlak van de vacuümpomp temperatu-
ren bereiken van meer dan 70 °C.
Gevaar voor verbranding!
Laat voor werkzaamheden waarvoor het aanraken van de
vacuümpomp nodig is, de vacuümpomp afkoelen, echter, wanneer
olie dient te worden afgetapt, niet langer dan 20 minuten (de olie
dient nog warm te zijn tijdens het aftappen)
Voordat de aansluitingen worden losgemaakt, dient zeker te wor-
den gesteld dat de leidingen tot atmosferische druk zijn belucht
Onderhoudsschema
Opmerking: De onderhoudsintervallen zijn sterk afhankelijk van de in-
dividuele bedrijfsomstandigheden. De onderstaande intervallen dienen
te worden beschouwd als startwaarden en moeten worden verkort of
verlengd afhankelijk van de omstandigheden.
Voornamelijk zware bedrijfscondities, zoals grote stofbelasting in de
omgeving of het verpompte gas, andere vervuiling of intrede van pro-
cesmateriaal, kan ervoor zorgen dat de onderhoudsintervallen aanzien-
lijk dienen te worden ingekort.
Dagelijks:
Controleer het niveau en de kleur van de olie (
Controleren)
Wekelijks:
Controleer de vacuümpomp op olielekkages - in geval van lekkage
de vacuümpomp laten repareren (Busch service)
Maandelijks:
Controleer de werking van het olienevelfilterpatroon (p, 120)
(
pagina 12: Olienevelfilterpatroon)
Zorg ervoor dat de vacuümpomp uitgeschakeld is en gezekerd te-
gen abusievelijk inschakelen
Wanneer een inlaatluchtfilter is geïnstalleerd:
Controleer het inlaatluchtfilter, vervang indien nodig
Bij bedrijfs in een stoffige omgeving:
Reinig zoals beschreven onder
den:
Iedere 6 maanden:
Zorg ervoor dat de behuizing vrij is van stof en vuil, reinig indien
nodig
Zorg ervoor dat de vacuümpomp uitgeschakeld is en gezekerd te-
gen abusievelijk inschakelen
Reinig de ventilatorkappen, het ventilatorbladen, het ventilatie-
rooster en de koelribben
Jaarlijks:
Zorg ervoor dat de vacuümpomp uitgeschakeld is en gezekerd te-
gen abusievelijk inschakelen
Vervang het olienevelfilterpatroon (p, 120) (
velfilterpatroon)
Wanneer een inlaatluchtfilter is geïnstalleerd:
Vervang het inlaatluchtfilter
Controleer de inlaatzeef (261), reinig indien nodig
Versie met gasballast (440) met sintermetalen filter:
Reinig het sintermetalen filter van de gasballast (perslucht)
Iedere 500 - 2000 Bedrijfsuren:
(
pagina 11: Oliestandtijd):
Ververs de olie en wissel het oliefilter (h, 100) (
Verversen en Oliefilterwissel)
RA 0025 - 0040 F
0870139080 / 110825
_ac
pagina 10: Olie
pagina 10: Iedere 6 Maan-
pagina 12: Oliene-
pagina 11: Olie
Versie met vlotterklep (j, 200) en olieterugzuigleiding
Controleer de vlotterklep (j, 200) (
Controleren)
Olie Controleren
Niveau Controleren
Zorg ervoor dat de vacuümpomp is uitgeschakeld en de olie is ver-
zameld op de bodem van de olienevelafscheider (o, 75)
Lees het niveau af op het kijkglas (m, 83)
Wanneer het niveau onder de MIN-markering gedaald is:
Vul olie bij (
pagina 10: Olie Bijvullen)
Wanneer het niveau boven de MAX-markering uitkomt:
Overmatige verdunning met condensaten - ververs de olie en
controleer het proces
Installeer indien nodig een gasballast (Busch Service) en houd
rekening met de opmerkingen in het hoofdstuk Verpompen
van Condenseerbare Dampen (
Wanneer het niveau de MAX-markering overschijdt ondanks correct
gebruik van de gasballast:
Reinig het sintermetalen filter van de gasballast (perslucht)
Olie Bijvullen
Opmerking: Onder normale omstandigheden is het niet nodig om olie
bij te vullen binnen de aanbevolen wisselperiode. Wanneer het niveau
aanzienlijk daalt, duidt dit op een storing (
Storingzoeken).
Opmerking: Tijdens bedrijf raakt het olienevelfilterpatroon verzadigd
met olie. Het is daarom normaal dat het olieniveau licht daalt na het
vervangen van het olienevelfilterpatroon.
VOORZICHTIG
_a
Het bijvullen van olie door de zuigaansluiting (d, 260) zal tot gevolg
hebben dat de schuiven (r, 22) breken en de vacuümpomp vernield
wordt.
Olie mag alleen door de vulopening (l, 88) worden gevuld.
VOORZICHTIG
_a
Gedurende bedrijf is de olienevelafscheider gevuld met hete, onder
druk staande olienevel.
Gevaar voor letsel door hete olienevel bij een los geplaatste vulplug
Gevaar voor letsel wanneer een los geplaatste vulplug (l, 88) weg-
springt.
Verwijder de vulplug (l, 88) alleen als de vacuümpomp stilstaat.
De vacuümpomp mag alleen met stevig bevestigde vulplug (l, 88)
draaien.
Zorg ervoor dat de vacuümpomp uitgeschakeld is en gezekerd te-
gen abusievelijk inschakelen
Verwijder de vulplug (l, 88)
Vul olie bij tot het niveau de helft van het kijkglas (m, 83) bereikt
Zorg ervoor dat de afdichtring (89) op de vulplug (l, 88) is ge-
plaatst en onbeschadigd is, vervang indien nodig
De vulplug (l, 88) samen met de afdichtring (89) stevig terugplaat-
sen
Oliekleur Controleren
Opmerking: De olie moet licht, transparant, licht schuimig of wat troe-
bel zijn. Een melkachtige verkleuring die niet verdwijnt nadat de olie
tot rust is gekomen, wijst op vervuiling door materiaal van buiten. Ver-
pagina 11: Vlotterklep
pagina 9)
pagina 15:
Onderhoud
pagina 10