Temperatuur veranderen
Komt de voorgeprogrammeerde tempe-
ratuur niet overeen met de temperatuur
uit uw recept, dan kunt u de tempera-
tuur binnen de grenzen van de desbe-
treffende ovenfuncties aanpassen.
De temperatuur die per ovenfunctie
wordt voorgesteld, kan als volgt wor-
den veranderd:
Hetelucht D . . . . . . . . . . . . 30 – 250 °C
Braadautomaat E . . . . . 100 – 230 °C
Bovenwarmte C . . . . . . . . 30 – 250 °C
Boven- en onderwarmte A 30 – 280 °C
Onderwarmte B . . . . . . . 100 – 250 °C
Ontdooien G . . . . . . . . . . . . 30 – 50 °C
Intensief bakken F . . . . . 50 – 250 °C
Grilleren met lucht-
circulatie N . . . . . . . . . . . 50 – 260 °C
Grilleren 1 (klein) m . . . . . 200 – 300 °C
Grilleren 2 (groot) n . . . . 200 – 300 °C
Druk op de toets " p".
Stel met de +/– toets de gewenste
temperatuur in.
Bediening van de oven
Een eigen standaardtemperatuur pro-
grammeren
Wanneer u vaak met een temperatuur
werkt die van de voorgeprogrammeer-
de temperatuur afwijkt, kunt u ook een
eigen standaardtemperatuur invoeren
(behalve bij "Ontdooien G"). U hoeft
dan niet steeds opnieuw de door u ge-
wenste temperatuur in te stellen.
Ga als volgt te werk:
Kies met de functiekeuzeschakelaar
de ovenfunctie waarvan u de voorge-
programmeerde temperatuur wilt wij-
zigen.
In het display verschijnt de in de fa-
briek ingestelde temperatuur.
Voer nu onmiddellijk de gewenste
temperatuur in, dat wil zeggen zo-
lang het controlelampje van de +/–
toets brandt.
Om die waarde op te slaan, drukt u
zolang op de toets " p", totdat u een
signaal hoort.
Uw eigen standaardtemperatuur is nu
opgeslagen.
Wanneer u de volgende keer deze
ovenfunctie kiest, verschijnt in het dis-
play de door u ingestelde temperatuur.
Na een stroomstoring moeten de indivi-
duele temperaturen wel opnieuw wor-
den geprogrammeerd.
19