Plaatsing van motorkabels
Houd de motorkabels zo ver mogelijk uit de buurt van
andere kabels, met name stuursignalen. De minimale
afstand tussen motorkabels en besturingskabels is 300 mm
(12 in).
Laat de motorkabels niet parallel lopen aan andere kabels.
De stuurstroomkabels moeten andere kabels kruisen onder
een hoek van 90°.
Lange motorkabels
Als de verbinding naar de motor langer is dan 100 m (330
ft) (voor vermogens lager dan 7,5 kW (10,2 pk), neem
contact op met CG Drives & Automation), is het mogelijk
dat de capacitieve stroompieken bij overstroom een trip
veroorzaken. Het gebruik van uitgangsspoelen kan dit
voorkomen. Neem contact op met uw leverancier voor de
juiste spoelen.
Het gebruik van schakelaars in motorkabels
Het verdient geen aanbeveling schakelaars in de
motoraansluitingen te gebruiken. Wanneer dit echter
onvermijdelijk is (bijv. bij noodschakelaars of
werkschakelaars), dient u de schakelaar alleen te gebruiken
als de stroom nul is. Als dit niet gedaan wordt, kan de
frequentieregelaar trippen als gevolg van stroompieken.
18
Monteren
2.4
Aansluitklemmen
hoofdcircuit
Afb. 15 Aansluitklemmen hoofdcircuit
Tabel 9
Markeringen aansluitklemmen
Markeringen
Aanduiding en functie van
aansluitklemm
en
R/L1, S/L2, T/L3
Driefasige aansluitklemmen AC-ingang.
Aansluitklemmen DC-reactor. Standaard vanuit
1,
2/B1
de fabriek aangesloten op +2/B1 met jumper
2/B1, B2
Aansluitklemmen remweerstand
Aansluitklemmen DC-ingang van extern
B2,
gemonteerde remeenheid
1,
Aansluitklemmen ingang DC-voeding
U/T1, V/T2, W/T3 Driefasige aansluitklemmen AC-uitgang
Massa-aansluitklemmen, PE
Optioneel
EMC-filter
Optioneel
Lijnreactor
Zekeringen
PE - bescherming
Netvoeding
Aardingsgeleider
Afb. 16 Typisch bedradingsvoorbeeld voor 3-fase netvoeding
CG Drives & Automation, 01-5665-03r1
aansluitklemmen