rpm
Lineair
Afb. 64 Vorm van acceleratiehelling
Deceleratiehellingtype [338]
Hier wordt het hellingtype ingesteld van alle
deceleratieparameters in een parameterset Afb. 65.
338 Dec Helling
Stp
Standaard:
Lineair
Selectie:
Zelfde als menu [337]
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
EtherCAT index (hex)
Profinet IO-index
Veldbusformaat
Modbusformaat
Lineair
Afb. 65 Vorm van deceleratiehelling
104
Functiebeschrijving
S-curve
t
Lineair
43108
169/12
4c24
19492
UInt
UInt
S-curve
t
Start Mode [339]
Hier wordt ingesteld hoe de motor wordt gestart bij een run-
commando.
339 Start Mode
Stp
Standaard:
Snel (vast)
De motorasflux neemt geleidelijk toe. De
Snel
0
motoras begint onmiddellijk te draaien
nadat het Run-commando is gegeven.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
EtherCAT index (hex)
Profinet IO-index
Veldbusformaat
Modbusformaat
Invangen [33A]
Bij invangen vindt een geleidelijke start plaats van een reeds
roterende motor door de motor bij het actuele toerental in te
vangen en naar het gewenste toerental te regelen. Als bij een
toepassing, zoals bijvoorbeeld een afzuigventilator, de
motoras al roteert door externe omstandigheden, is een
geleidelijke start van de applicatie nodig om overmatige
slijtage te voorkomen. Als invangen=aan, wordt de
daadwerkelijke regeling van de motor uitgesteld vanwege het
detecteren van het actuele toerental en de rotatierichting, die
afhankelijk zijn van motorgrootte, bedrijfsomstandigheden
van de motor voorafgaand aan het invangen, de traagheid
van de toepassing enz. Afhankelijk van de elektrische
tijdsconstante van de motor en de grootte van de motor kan
het maximaal enkele minuten duren voordat de motor
wordt ingevangen.
33A Invangen
Stp
Standaard:
Uit
Niet invangen. Indien de motor al draait, kan
Uit
0
de frequentieregelaar trippen of met een
hoge stroom starten.
Door het invangen kan een draaiende motor
worden gestart zonder trippen of hoge
inschakelstromen. Als er terugkoppeling van
On
1
een encoder wordt gebruikt, worden zowel het
toerental als de pulssignalen van de encoder
gebruikt om de spinstartfunctie uit te voeren.
Alleen het toerental van de encoder wordt
gebruikt om de draaiende machine te
detecteren, dus geen detectie van draaiende
Encoder 2
motor via de aanloopstroom.
OPMERKING: Alleen actief als de encoder
aanwezig is. Als er geen encoder is, is de
functionaliteit gelijk als bij Uit.
CG Drives & Automation, 01-5665-03r1
Snel
43109
169/13
4c25
19493
UInt
UInt
Uit