In dat geval toont menu "[751] Status BEP" de melding
"Aborted" en wordt de reden voor het afbreken weergegeven
in "[7531] AbortReason".
Na voltooiing of bij afbreken gaat de frequentieregelaar
automatisch naar de normale draaistand.
• Ga naar menu [3A41].
'[3A41] Start AutoT' – Instellen op 'Start' om het
programma Auto Tune te starten
De voortgang wordt in menu "[752] Voortg. BEP"
weergegeven als percentage. Na voltooiing is het resultaat in
de volgende parameters te zien:
"[349] BEP Speed" – De frequentie waarbij de pomp het
meest efficiënt werkt.
"[94X] Stroomlog 1P" – Log van afvoer en energiegegevens
voor een pomp bij verschillende frequenties.
"[95X] Stroomlog 2P" – Log van stroming en
energiegegevens voor twee pompen bij verschillende
frequenties".
"[41CX] Load Curve" – Als de belastingsmonitor is
geconfigureerd, staan de belastingsgegevens bij verschillende
frequenties hier.
52
Aan de slag
5.7
Configuratie van
aanvullende functies
(optioneel)
Hier volgt een overzicht van een aantal aanvullende functies
die in de FlowDrive zijn geïntegreerd. Meer informatie vindt
u in de Software instructies.
5.7.1 Spoel. start
Functie waarbij altijd wordt versneld naar maximaal
toerental zodat slib en afzettingen bewegen. Spoeltijd en -
frequentie kunnen worden geconfigureerd in de menu's voor
[3B1X]. Deze functie is standaard ingeschakeld.
5.7.2 Willekeurig startniveau
Voorkom de opbouw van resten op startniveau op de wand
van de pompput door een willekeurig startpunt voor de
pompen in te stellen. Standaard is een willekeurig
startniveau uitgeschakeld.
Activeer deze functie door het startniveau in "[3B2]Start
lvl " in te stellen; standaard is dit ingesteld op uit.
"[3B2] Start lvl
"– Stel de gewenste variatie in meters in.
Voorbeeld
Startniveau is ingesteld op: 1,5 meter
Startniveau
is ingesteld op: 0,4m
Het werkelijke startniveau wordt dan willekeurig ingesteld
op 1,1 tot 1,5 m.
5.7.3 Reiniging van de pomp
Bij reiniging van de pomp draait de pomp in een specifiek
patroon vooruit en achteruit om vuil uit de pomp te
verwijderen. Standaard is deze functie uitgeschakeld, omdat
niet alle pompen in omgekeerde richting kunnen werken.
OPMERKING: Bij het reinigen van de pompen worden ze
omgekeerd. Vraag bij de pompfabrikant na of de
aangesloten pomp in de omgekeerde richting kan
werken.
"[3B31] Act.PompRng"
Stel in op "Yes" om pompreiniging toe te staan.
"[3B36] ReinKopp"
Stel het maximaal toegestane reinigingskoppel in. Er is bij
het reinigen vaak extra koppel nodig ten opzichte van
normale bedrijfsomstandigheden. Als deze parameter is
ingesteld, bedraagt het maximale koppel tijden het reinigen
de maximum waarde van "[3B36] ReinKopp" en "[351]
Max Koppel".
CG Drives & Automation, 01-6142-03r1