Let met name op de volgende punten:
• Indien er lak moet worden verwijderd, moeten er
maatregelen worden genomen om latere corrosie te
voorkomen. Breng opnieuw lak aan nadat de
verbindingen zijn gemaakt!
• De bevestiging van de gehele behuizing van de
frequentieregelaar dient over een zo groot mogelijk
oppervlak elektrisch te worden verbonden met de
bevestigingsplaat. Hiertoe dient de lak te worden
verwijderd. Een andere methode is het verbinden van de
behuizing van de frequentieregelaar met de
bevestigingsplaat door middel van een zo kort mogelijk
stuk litze-draad.
• Probeer onderbrekingen in de afscherming zoveel
mogelijk
te vermijden.
• Als de frequentieregelaar in een standaardkast wordt
geplaatst, moet de interne bedrading voldoen aan de
EMC-norm. In Afb. 33 ziet u een voorbeeld van een
frequentieregelaar ingebouwd in een
kast.
Frequentieregelaar ingebouwd in
kast
frequentierege-
laar
RFI-Filter
Motor
Netvoeding
Litze
Netvoeding
Metalen wartel
(L1, L2, L3,
koppelmoer
Remweerstan
(optie)
Afb. 33 Frequentieregelaar op een montageplaat in een kast
Afb. 34 toont een voorbeeld zonder gebruik van een metalen
montageplaat (bijvoorbeeld als IP54-FO's worden gebruikt).
Het is belangrijk om de "stroomkring" gesloten te houden
door gebruik te maken van een metalen behuizing en
wartels.
26
Installatie
Metalen EMC wartels
Uitgangsspoel (optie)
Afgeschermde kabels
Ongelakte bevestigings-
plaat
Metalen connectorbehui-
Motor
frequentieregelaar
RFI-filter
Netvoeding
Rem
Uitgangs
weer-
spoelen
(optie)
stand
Metalen wartel
Netvoe-
Afb. 34 Frequentieregelaar als stand-alone
Sluit motorkabels aan
1. Verwijder de kabelinterfaceplaat van de FO-behuizing.
2. Leid de kabels door de wartels.
3. Strip de kabel volgens Tabel 13.
4. Sluit de gestripte kabels aan op de betreffende
motoraansluitklem.
5. Plaats de kabelinterfaceplaat terug en zet deze vast met
de bevestigingsbouten.
6. Monteer de EMC-wartel met een goed elektrisch contact
met de motor- en remchopperkabelafschermingen.
Plaatsing van motorkabels
Houd de motorkabels zo ver mogelijk uit de buurt van
andere kabels, met name stuursignalen. De minimale
afstand tussen motorkabels en besturingskabels is 300 mm
(12 in).
Laat de motorkabels niet parallel lopen aan andere kabels.
De stuurstroomkabels moeten andere kabels kruisen onder
een hoek van 90°.
Lange motorkabels
Als de verbinding naar de motor langer is dan 100 m (330
ft) (voor vermogens lager dan 7,5 kW (10,2 pk), neem
contact op met CG Drives & Automation), is het mogelijk
dat de capacitieve stroompieken bij overstroom een trip
veroorzaken. Het gebruik van uitgangsspoelen kan dit
voorkomen. Neem contact op met uw leverancier voor de
juiste spoelen.
CG Drives & Automation, 01-6142-03r1
Metalen EMC wartels
Afgeschermde kabels
Metalen behuizing
Metalen connectorbehuiz
Motor