De werking voor 'Auto mode' controleren
In de pompmodus "Auto" moet de pomp starten als "[7411]
Niveau put" het niveau van "[7412] Act strtNiv" heeft
bereikt (deze waarde moet identiek zijn aan de ingestelde
waarde in "[3A22] Startniveau", tenzij "[3B2] Start niv ?" is
ingesteld). Houd in de gaten hoe het niveau daalt en of de
pomp stopt wanneer "[7411] Niveau put" onder het niveau
van "[3A23] Stopniveau" komt.
CG Drives & Automation, 01-6142-03r1
5.6
Het "AutoTune"-
programma inschakelen
om het energieverbruik te
optimaliseren
Wanneer er wordt geconstateerd dat de FlowDrive goed
draait, in de modus Auto zoals eerder beschreven, dan kan
het "AutoTune"-programma worden gestart. Dit meet de
referentie-afvoer en zoekt het beste efficiëntiepunt.
Daarnaast kan het AutoTune-programma de
belastingsmonitor configureren voor het detecteren van
verstopte pompen.
Belastingsmonitor
Bepaal of de belastingsmonitor tijdens het AutoTune moet
worden geconfigureerd. De belastingsmonitor moet worden
geconfigureerd om over-/onderbelasting van de pompen bij
normaal gebruik te detecteren, dus detecteren of er een
verstopping in de pomp zit. De parameter "LstMonTune
[3A42]" stelt in of de verschillende normale belastingen
moeten worden gemeten aan het begin van het "AutoTune"-
programma.
"Om het voor de belastingsmonitor mogelijk te maken om
een verstopte pomp automatisch te reinigen, moet
pompreiniging zijn toegestaan (zie "Hoofdstuk 5.7.3
Reiniging van de pomp")."
De configuratie voor belastingsmonitor wordt uitgevoerd
door de normale belasting bij verschillende frequenties te
meten. Dit heeft geen echte impact op de berekening van
stromen of energie / volume, maar moet worden uitgevoerd
om te detecteren of de pompbelasting toeneemt tijdens
normaal gebruik.
• Ga naar menu [3A42].
"[3A42] LstMonTune" – Stel in op "Yes" als de
belastingsmonitor tijdens het AutoTune-programma
moet worden geconfigureerd.
AutoTune starten
Het AutoTune-programma voert talloze metingen uit; dit
kan enkele uren tot dagen duren. Als pompreiniging is
toegestaan, zal het programma starten met het reinigen van
de pompen, zodat de pompen gereinigd zijn voordat met de
metingen wordt begonnen. Daarna volgt de tuning van de
belastingsmotor als dit in ingeschakeld en tot slot volgen de
stroom- en efficiëntiemetingen. Tijdens de stroom- en
efficiëntiemetingen gebruikt de FlowDrive een klein start-/
stopinterval net iets onder het normale startniveau.
Het programma AutoTune voert "[3A43] Mnst BEP" uit
van metingen bij elke frequentie. Maar als een
monstermeting wordt beschouwd als onjuist (bijvoorbeeld
wanneer de instroom te veel is gewijzigd of te hoog is), dan
wordt de meting gelost en opnieuw uitgevoerd. De
voortgang van het AutoTune-programma wordt in menu
"[752] Voortg. BEP" weergegeven als percentage. Na
voltooiing toont "[751] Status BEP" de melding "Finished".
Onder bepaalde omstandigheden (te veel onjuiste metingen
achter elkaar) wordt het programma AUtoTune afgebroken.
Aan de slag
51