Het toegestane toerental van het
c)
inzetgereedschap moet ten minste
net zo hoog zijn als het op het
elektrische apparaat aangegeven
maximale toerental. Accessoires die
gebruikt worden bij hoger toerental dan is
toegestaan, kunnen breken en rondvliegen.
Slijpschijven mogen uitsluitend
d)
voor de aanbevolen
toepassingsmogelijkheden worden
gebruikt.
Bijvoorbeeld: Slijp nooit met de
zijkant van een slijpschijf. Slijpschijven
zijn bestemd voor het verwijderen van
materiaal met de kant van de schijf. Deze
slijpschijven kunnen breken door zijwaartse
krachtinwerking.
Gebruik altijd onbeschadigde
e)
spanflenzen van de juiste maat
en vorm voor de door u gekozen
slijpschijf. Geschikte flenzen ondersteunen
de slijpschijf en verminderen dus het gevaar
voor breken van slijpschijven.
Gebruik geen versleten slijpschijven
f)
van grotere elektrische apparaten.
Slijpschijven voor grotere elektrische
apparaten zijn niet ontworpen voor de
hogere toerentallen van kleineren elektrische
apparaten en kunnen breken.
De buitendiameter en dikte
g)
van het inzetgereedschap
moeten overeenkomen met
de maataanduidingen van uw
elektrische apparaat. Verkeerd
bemeten inzetgereedschap kan niet
voldoende worden afgeschermd of
gecontroleerd.
Slijpschijven en flenzen moeten
h)
precies op de slijpspil van uw
elektrisch apparaat passen.
Inzetgereedschap dat niet precies op de
slijpspil van het elektrisch apparaat past, zal
ongelijkmatig draaien, zeer sterk trillen en
kan leiden tot verlies van controle.
40 NL/BE
Gebruik geen beschadigde
i)
slijpschijf. Controleer voor elk gebruik
de slijpschijven op afbrokkelingen en
scheurtjes. Als het elektrische apparaat of
de slijpschijf op de grond valt, controleer
dan of het is beschadigd of gebruik een
onbeschadigd slijpschijf. Nadat u de
slijpschijf gecontroleerd en geplaatst hebt,
houdt u zichzelf in de buurt bevindende
personen uit het gebied van de draaiende
slijpschijf en laat u de apparaat gedurende
één minuut op maximum toerental draaien.
Beschadigde slijpschijven breken meestal
tijdens deze testperiode.
Draag een persoonlijke
j)
beschermingsmiddelen. Gebruik
afhankelijk van de toepassing
volledige gezichtsbescherming,
oogbescherming of een
veiligheidsbril. Draag, indien
nodig, een stofmasker,
gehoorbescherming,
veiligheidshandschoenen of een
voorschoot dat u beschermt tegen
kleine slijp- en materiaaldeeltjes.
Ogen moeten beschermd worden tegen
rondvliegende stukjes die ontstaan
bij de diverse toepassingen. Stof- en
longbeschermingsmaskers moeten het stof
wegfilteren dat bij gebruik ontstaat. Als u
lang wordt blootgesteld aan luid geluid, kunt
u gehoorbeschadiging oplopen.
Zorg ervoor dat andere personen
k)
op een veilige afstand van uw
werkplek blijven. Iedereen die
de werkplek betreedt moet
persoonlijke beschermingsmiddelen
dragen. Er kunnen brokstukken van het
werkstuk of van gebroken inzetgereedschap
wegvliegen en ook buiten de directe
werkplek letsel veroorzaken.