5.4 Spiegelbevestiging
Met het kantelmechanisme kunt u zowel de motor kantelen als ook trimmen.
Door de motor te kantelen kan hij uit het water worden genomen (bijv. bij niet-gebruik of
bij het aanlanden van de boot bij geringe waterdiepte).
Door het trimmen kan de motor optimaal ten opzichte van de wateroppervlakte worden
geplaatst. Daarvoor zijn 4 mogelijke trimposities voorzien.
Het kantelen en trimmen van de motor is in hoofdstuk 4.1 beschreven.
Met de kantelblokkeerknop in de „Tilt/Auto kick-up" positie wordt de motor bij contact
met de bodem automatisch omhoog gekanteld. In die positie kan niet met vol gas achte-
ruit worden gevaren.
In de positie „Lock" is het automatische omhoog kantelen uitgeschakeld. Met vol gas
achteruit varen is mogelijk.
• Let er steeds op dat de kantelblokkeerknop bij het achteruit
varen in de positie „Lock" staat.
86
5.5 Pyloon
In de pyloon zijn de motor en de elektronische controller ondergebracht. Die zorgen voor
het aandrijvingsvermogen. Bovendien zijn verschillende beveiligingsfuncties geïnteg-
reerd:
1. Temperatuurbeveiliging: Als de motor te warm wordt, vermindert de motorcontroller
het vermogen van de aandrijving tot er een temperatuurevenwicht is tussen warmte
die ontstaat en warmte die wordt afgevoerd. Boven een kritieke temperatuur stopt de
motor en in het display verschijnt de foutcode E02 of E08.
2. Onderspanningsbeveiliging: Als de spanning kleiner is dan 18 V voor de Cruise 2.0 of
36 V voor de Cruise 4.0 (resp. kleiner dan 21 V / 42 V bij de werking met lithium batte-
rijen), schakelt de motorcontroller de aandrijving uit om een diepteonlading van de
batterijen te verhinderen. In het display verschijnt de foutcode E43.
3. Blokkeerbeveiliging: Als de propeller geblokkeerd is of klem zit, zou de synchroon-
motor te veel stroom opnemen. In dat geval wordt de motor ter beveiliging van de
elektronica, de motorwikkeling en de propeller binnen een paar honderdsten van se-
conden uitgeschakeld. Nadat de blokkering is opgelost, kan de motor opnieuw worden
ingeschakeld. In geval van een blokkering verschijnt in het display de foutcode E05.
4. Kabelbreukbeveiliging: Als de verbindingskabel beschadigd is, d.w.z. als de verbinding
met de gasbediening is onderbroken, start de motor niet of stopt hij. In het display
verschijnt de foutcode E30.
5. Versnellingscontrole: De veranderingssnelheid, waarmee het toerental van de propel-
ler zich aan de veranderde gaspositie aanpast, is begrensd om mechanische aandrij-
vingsonderdelen te beschermen en korte stroompieken te vermijden.
• Bij storingen in de werking van de motor verschijnt er een foutcode in
het display. Als de storing is opgelost, kan de motor vanuit de stoppositie
opnieuw worden gestart. Beschrijvingen en details vindt u in par. 5.3.4.
De skeg ondersteunt stuurbewegingen en beschermt de propeller bij bodemcontact.
• Laat de motor uitsluitend lopen, terwijl de propeller zich onder water
bevindt. Bij werking in de lucht worden de asdichtingsringen, die de mo-
tor aan de tandwielas afdichten, beschadigd. Bij langere werking in
de lucht kan de motor zich ook zelf oververhitten.
• Na gebruik moet de motor steeds uit het water worden genomen. Dat kan
via het kantelmechanisme van de spiegelbevestiging gebeuren.
87