5.3.1.2 Set-up van de displayinstellingen
In het set-up-menu kunt u de eenheden van de op het display aangegeven waarden kiezen.
1. Door op de „set-up"-toets te drukken gaat u naar het set-up-menu.
2. Om te beginnen kunt u de eenheden waarin de resterende actieradius wordt aangege-
ven, selecteren. Door op de „cal"-toets te drukken, kunt u kiezen uit gegevens in kilo-
meter, Amerikaanse mijlen, zeemijlen en uren. Door nogmaals op de „set-up"-toets te
drukken, bevestigt u uw keuze.
3. Daarna kunt u de snelheidsindicatie instellen. Hier kunt u kiezen uit kilometer per uur,
mijlen per uur en knopen. De keuze wordt opnieuw gemaakt door op de „cal"-toets te
drukken. Door nogmaals op de „set-up"-toets te drukken, bevestigt u uw keuze.
4. Vervolgens kiest u of de batterijindicatie in volt of in percent moet worden aangegeven.
5.3.1.3 In- en uitschakelen van de Power 26-104
Inschakelen: Om de batterij in te schakelen drukt u kort op de in-/uitschakelknop van de
gasbediening of de helmstok.
De Motor uitschakelen:
Kort indrukken van de in-/
uitschakelknop tot het
display uitgaat: De motor
is uit, de batterij(en) nog
ingeschakeld.
5.3.2 Gebruik van de batterijindicatie bij gebruik met andere batterijen
5.3.2.1 Set-up van de batterijindicatie
De volgende set-up-stappen moeten vóór de eerste inwerkingstelling uitgevoerd worden:
1. Door op de „set-up"-toets te drukken gaat u naar het set-up-menu.
2. Om te beginnen kunt u de eenheden waarin de resterende actieradius wordt aangege-
ven, selecteren. Door op de „cal"-toets te drukken, kunt u kiezen uit gegevens in kilo-
meter, Amerikaanse mijlen, zeemijlen en uren. Door nogmaals op de „set-up"-toets te
drukken, bevestigt u uw keuze.
3. Dan kunt u de snelheidsindicatie instellen. Hier kunt u kiezen uit kilometer per uur,
mijlen per uur en knopen. De keuze wordt opnieuw gemaakt door op de „cal"-toets te
drukken. Door nogmaals op de „set-up"-toets te drukken, bevestigt u uw keuze.
80
De motor en de batterijen uit-
OFF
schakelen: Houd de in-/uitschakel-
knop ingedrukt tot het OFF-sym-
bool in het display verschijnt:
De batterijen zijn ook uitgescha-
keld (lage zelfontlading)
4. Vervolgens kiest u of de batterijindicatie in volt of in percent moet worden aangegeven.
5. Daarna voert u informatie over de batterijuitrusting in de boordcomputer in. Start met
de indicatie of de motor met lithium-batterijen of met gel-batterijen resp. AGM-batteri-
jen is verbonden. Selecteer de indicatie „Li" voor lithium, resp. „Pb" voor gel-batteri-
jen of AGM-batterijen. Door op de „set-up"-toets te drukken, bevestigt u uw keuze.
6. Ten slotte geeft u de grootte van de batterijbank aan, waarmee de motor is verbonden.
Voer daarvoor het aantal ampère-uren van de batterijbank in. Omdat de selectie een
heel aantal mogelijke waarden bevat, gebeurt de keuze van de waarde met het gashen-
del. Als u op de „set-up"-toets drukt, bevestigt u de keuze en verlaat u het set-up-menu.
Let erop dat bijv. een batterijbank met 2 serieel geschakelde batterijen met ieder 12 volt
en 200 Ah een totale capaciteit van 200 Ah bij 24 volt heeft (en niet van 400 Ah).
De indicatie van de capaciteit in percent evenals de resterende actieradius kan pas na de
volledig uitgevoerde set-up en de eerste kalibrering (hfdst. 5.3.2.2) worden aangegeven.
Indicatievoorbeeld bij normale werking,
wanneer er geen set-up werd uitgevoerd:
batterijspanning
kan niet worden aangegeven
snelheid over de grond
actueel elektriciteitsverbruik
in watt
5.3.2.2 Gebruik en kalibrering van de batterijindicatie
Als u de batterijinformatie in het set-up-menu invoert, kent de boordcomputer de capacite-
it van de batterijbank die ter beschikking staat. Tijdens het varen meet de boordcomputer
de verbruikte energie en bepaalt op die manier de noch resterende lading van de batterij
in percent en de resterende actieradius op basis van de actuele snelheid.
Voor de resterende lading is het alleen relevant hoeveel energie van de volledig geladen
batterij werd ontnomen. Bij de berekening van de resterende actieradius wordt ermee
rekening gehouden dat de loodbatterijen bij hogere stromen niet hun volledige capaciteit
maar slechts een deel ervan kunnen afgeven. Afhankelijk van de batterijen kan dit effect
ertoe leiden dat de laadstandindicatie van de batterij nog een relatief hoge laadstand in
percent weergeeft, terwijl uw resterende reikwijdte bij vol gas erg klein is. Door langzamer
te varen kunt u de batterijlading die nog ter beschikking staat in dit geval benutten.
Indicatievoorbeeld bij normale werking:
laadtoestand van de batterij
resterende reikwijdte bij
actuele snelheid
snelheid over de grond
actueel elektriciteitsverbruik
in watt
81