steunhendel vergrendeld is. Als de bui-
tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u
ernstig gewond raken.
●
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klem-
beugel wanneer de motor wordt getrimd
of gekanteld.
●
Ga na of er zich niemand in de buurt van
de buitenboordmotor bevindt alvorens
deze controle uit te voeren.
1.
Controleer de trim- en kantelbekrachti-
gingseenheid op tekenen van olielek-
ken.
2.
Probeer alle trim- en kantelbekrachti-
gingsschakelaars op de digital electronic
control en op de onderbak van de motor
(als er daar zijn) uit om na te gaan of al
de schakelaars werken.
3.
Kantel de buitenboordmotor naar omh-
oog en controleer of de kantelstang en
de trimstangen volledig uitgetrokken
zijn.
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4.
Gebruik de kantelsteunhendel om de
motor in de opwaartse stand te vergren-
delen. Activeer de neerkantelschakelaar
eventjes om ervoor te zorgen dat de
motor wordt ondersteund door de kan-
telsteunhendel.
1. Kantelsteunhendel
5.
Controleer of de kantelstang en de trim-
stangen geen sporen van roest of ande-
re gebreken vertonen.
6.
Activeer de neerkantelschakelaar tot de
trimstangen zich helemaal hebben te-
ruggetrokken in de cilinders.
7.
Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de
kantelstang volledig uitgeschoven is.
Ontgrendel de kantelsteunhendel.
Werking
ZMU01885
50