De maaihoogte instellen
De maaihoogte kan worden afgesteld van 51 tot 127 mm in
stappen van 13 mm door de gaffelpennen in andere
openingen in de beugels op elke hoek van het maaidek te
plaatsen (Fig. 14).
Zet de motor af voordat u de maaihoogte afstelt.
Opmerking: Alle vier pennen moeten in dezelfde gaten zitten
om te voorkomen zodat het gras gelijk wordt gemaaid.
1
2
3
4
5
6
7
9
Figuur 14
1. 51 mm maaihoogte
2. 64 mm maaihoogte
3. 76 mm maaihoogte
4. 89 mm maaihoogte
5. 102 mm maaihoogte
De maatwielen afstellen
De maatwielen moeten worden afgesteld in het juiste gat
voor elke maaihoogte.
1. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, verwijdert u de
moer en de ring terwijl u de bout met een sleutel
vasthoudt (Fig. 15).
Opmerking: Wielmoer en ring niet verwijderen (Fig. 15).
2. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel
9,5 mm zich boven de grond bevindt voor de gewenste
maaihoogte (Fig. 15).
8
m-2683
6. 114 mm maaihoogte
7. 127 mm maaihoogte
8. Gaffelpen
9. R-pen
22
3. Plaats de boutmoer en de ring terug (Fig. 15).
4. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
4
3
2
Figuur 15
1. Maatwiel
2. Bout
3. Ring
De centrale maatwielen afstellen
De maatwielen moeten worden afgesteld in het juiste gat
voor elke maaihoogte.
1. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, verwijdert u de
bout en de moer (Fig. 16).
2. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel
9,5 mm zich boven de grond bevindt voor de gewenste
maaihoogte (Fig. 16).
3. Plaats de bout en de moer terug (Fig. 16).
3
1
Figuur 16
1. Centrale maatwielen
2. Moer
1
5
m–4123
4. Moer
5. Wielmoer en ring. Niet
verwijderen.
2
m–4124
3. Bout