Inhoudsopgave
Advertenties
5
5.1
FOUTOPSPORING
ALGEMEEN_______________________________________________________________
Onderstaande foutopsporingstabel vermeldt basisproblemen die zich kunnen voordoen tijdens start-up en werking.
Voor meer gedetailleerde informatie betreffende de hydraulische en elektrische systemen kunt u het beste contact
opnemen met de Jacobsen Dealer in uw gebied.
Symptomen
Motor start niet.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Motor start
1.
moeilijk of loopt
slecht.
2.
3.
4.
Motor stopt.
1.
2.
Oververhitting
1.
van de motor.
2.
3.
Accu verliest
1.
spanning.
Acculampje
2.
brandt.
3.
4.
Kooien maaien
1.
ongelijkmatig.
2.
3.
4.
Mogelijke oorzaken
Parkeerrem losgezet of
krachtafneemschakelaar in de
AAN-stand.
Time-out gloeibougie niet
verstreken.
Lage accuspanning of defecte
accu.
Brandstoftank leeg of vuil.
Smeltveiligheid doorgeslagen.
Relais defect.
Tractiepedaal niet in
neutraalstand.
Neutraalschakelaar op pomp
werkt niet.
Sensorische rijschakelaar op
pomp werk niet.
Laag brandstofniveau,
brandstof of brandstoffilter
vervuild.
Vuil luchtfilter.
Injectors, brandstofpomp.
Motorprobleem.
Brandstoftank leeg.
Vergrendelsysteem niet
geactiveerd vóór het verlaten
van de bestuurdersplaats.
Laag koelvloeistofniveau.
Luchtinlaat belemmerd.
Waterpompriem gebroken of
los.
Losse of gecorrodeerde
accuklemmen.
Lage elektrolyt.
Wisselstroomdynamoriem los
of gebroken.
Laadsysteem defect.
Maaihoogten niet gelijkmatig
afgesteld.
Motortoerental te laag.
Maaisnelheid niet aangepast
aan grasconditie.
Luchtdruk in zwenkwiel-
banden niet juist afgesteld.
1.
Controleer back-up systeem van de bestuurder en de
opstartprocedure.
2.
Stel de contactschakelaar terug en laat de time-out van de
gloeibougie verstrijken voordat de motor wordt aangeslingerd.
3.
Inspecteer de conditie van de accu en de accuverbindingen.
4.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffilter. Ontlucht de
brandstofleidingen.
5.
Vervang de smeltveiligheid.
6.
Relais testen en vervangen.
7.
Controleer pedaalstand. Verbinding bijstellen.
8.
Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
9.
Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
1.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffilter. Ontlucht de
brandstofleidingen.
2.
Inspecteer en vervang het luchtfilter.
3.
Raadpleeg de motorhandleiding.
4.
Raadpleeg de motorhandleiding.
1.
Vullen met verse brandstof en brandstofleidingen ontluchten.
2.
Trek de parkeerrem aan en zet de maaischakelaar in de UIT-stand.
1.
Inspecteren en koelmiddel bijvullen.
2.
Luchtinlaat radiateur schoonmaken.
3.
Riem aanspannen of vervangen. Zie Motorhandleiding.
1.
Klemmen inspecteren en schoonmaken.
2.
Bijvullen tot juist niveau.
3.
Riem aanspannen of vervangen.Zie Motorhandleiding.
4.
Raadpleeg motorhandleiding.
1.
Controleer of de dekken horizontaal en op gelijke hoogte zijn.
Maaihoogte controleren en bijstellen.
2.
Controleer het motortoerental met de gashendel in de 'snelle' stand.
3.
Pas de maaisnelheid aan om de beste knipkwaliteit te bereiken.
4.
Controleer de banden en zorg voor de juiste spanning.
FOUTOPSPORING
Actie
5
nl-31
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
