4
ONDERHOUD
4.22 ROLBEUGELSYSTEEM (ROPS) ______________________________________________
Er is een voor deze tractor ontworpen rolbeugelsysteem
(ROPS) verkrijgbaar als optioneel accessoire. Als uw tractor
hiermee is uitgerust, inspecteer het dan regelmatig en volg
de bedieningsprocedures op die zijn opgenomen in de
Veiligheids- & Bedieningshandleiding
VOORZICHTIG
!
Er mogen geen bouten worden gelost of verwijderd. Een
beschadigde rolbeugel mag niet worden gelast, geboord,
veranderd, gebogen of gerecht.
4.23 STALLING _______________________________________________________________
Algemeen
1.
De tractor dient eerst grondig te worden gewassen en
gesmeerd. Repareer en lak beschadigd of blootgesteld
metaal.
2.
Inspecteer de tractor, draai alle bevestigingen vast en
vervang versleten of beschadigde onderdelen.
3.
Tap de radiator af en vul hem opnieuw.
4.
Maak de banden grondig schoon en stal de tractor
zodanig dat de banden onbelast zijn. Als de tractor niet
op draagsteunen staat, controleer de banden dan
regelmatig en breng ze waar nodig opnieuw op
spanning.
5.
Houd de machine en alle accessoires tijdens de
stalling schoon, droog en beschermd tegen het weer.
Stal de uitrusting nooit nabij een open vlam of
mogelijke vonkvorming tengevolge waarvan brandstof
of brandstofdampen kunnen ontsteken.
Accu
1.
Verwijder, reinig en bewaar accu's in een rechtstandige
positie op een koele, droge plaats.
2.
Tijdens opslag moeten accu's iedere 60-90 dagen
worden gecontroleerd en opgeladen.
3.
Zoals gezegd moeten accu's op een koele, droge
plaats worden bewaard, waarbij het belangrijk is dat de
zelfontladingssnelheid
omgevingstemperatuur dient daarom niet hoger dan
27°C te zijn, en niet lager dan -7°C om te voorkomen
dat de elektrolyt bevriest.
Motor
1.
Terwijl de motor warm is, dient de aftapplug te worden
verwijderd om de olie uit de krukkast af te voeren, en
het oliefilter te worden vervangen. Plaats de aftapplug
terug en vul de krukkast met verse olie. Geef de aftap-
plug een draaikoppel van 30 Nm.
nl-30
wordt
beperkt.
1.
De zitting en veiligheidsriem, alsmede het montagema-
teriaal en alle accessoires van de rolbeugel dienen
regelmatig te worden geïnspecteerd en alle beschad-
igde onderdelen moeten onmiddellijk worden vervan-
gen.
2.
Nadat de rolbeugel onderhevig is geweest aan enige
vorm van zwaar stoten of botsen, dient hij te worden
vervangen.
3.
Controleer alle bevestigingen en verbindingsstukken
en zorg overal voor het juiste aanhaalkoppel. Alle voor
het ROPS-systeem gebruikte onderdelen moeten
overeenkomstig de specificatie van de Jacobsen
stuklijst zijn.
2.
Reinig het binnenste van de motor. Lak blootgesteld
metaal of breng een dunne laag roestwerende olie op.
3.
Voeg een brandstofconditioner of biocide toe om
gelering van of bacteriegroei in de brandstof te
voorkomen Raadpleeg uw plaatselijke brandstoflever-
ancier.
Maaieenheden
1.
Was de maaieenheden grondig en repareer of lak ver-
volgens al het beschadigde of blootgestelde metaal.
2.
Smeer alle bevestigingen en frictiepunten.
3.
Breng een dun laagje roestwerende olie aan op de
aangescherpte randen van de messen.
Na stalling
1.
Plaats de accu na controle weer terug.
2.
Controleer de brandstof- en luchtfilters en geef ze
eventueel een onderhoudsbeurt.
3.
Controleer het radiatorkoelmiddelpeil.
4.
Controleer het oliepeil in de motorkrukkast en het
hydraulisch systeem.
5.
Vul de brandstoftank met verse brandstof. Ontlucht het
brandstofsysteem.
6.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben.
7.
Verwijder alle olie van de kooimessen en het
De
ondermes. Stel het ondermes en de maaihoogte bij.
8.
Start en bedien de motor met de smoorregeling op
half. Geef de motor voldoende tijd om goed warm te
lopen en gesmeerd te raken.
WAARSCHUWING
!
Bedien de motor nooit zonder afdoende ventilatie.
Uitlaatgassen kunnen bij inademing fataal zijn.