3
AFSTELLINGEN
3.11 PARKEERREM____________________________________________________________
1. Controleer de koppeling en spillen op vlotte werking.
Controleer
de
kabels
stuurbekrachtiging.
2. Parkeer de maaier op een helling van 30% (16,7°)
onderaan een helling en zorg dat de voorzijde van
de maaier naar beneden wijst. Trek de handrem
aan en stop de motor.
a. De maaier zou op de helling moeten blijven
staan zonder weg te bollen.
b. Indien de remmen de maaier niet op zijn plaats
houden, moet u de motor starten, de rem
ontkoppelen en naar de bodem van de helling
rijden.
3.12 TRACTIEPEDAAL _________________________________________________________
De tractiepedaal moet zodanig worden afgesteld dat de
pomp een volle slag maakt wanneer de pedaal geheel
wordt ingedrukt ten behoeve van vooruitrijden.
1. Zorg ervoor dat de retourarm (K - Afb. 3H) op de
pomp in neutraal staat - sectie 3.7.
2. Druk de tractiepedaal naar voren (I) tot hij het
vloerpaneel raakt en houd hem daar in positie.
3. Stel de spanmoer (J) bij totdat u de retourarm de
inwendige aanslag in de pomp voelt raken. Draai de
stang 2-3 slagen vanaf deze positie terug. Dit zorgt
ervoor dat de tractiepedaal zijn verste punt bereikt
vóór de retourarm.
3.13 STUURTOESPOOR ________________________________________________________
1. Draai de wielen naar voren.
2. Haal de klemmen los (M) aan beide kanten van de
trekstang (N).
3. Draai trekstang (N) om juiste toespoor te hebben.
Toespoor mag X + 6,3 mm niet overschrijden. Zet
de klemmen vast (M).
nl-16
van
de
handrem
en
VOORZICHTIG
!
Ontkoppel de remmen NIET terwijl de motor
3. Draai de stelknop rechtsom terwijl de handrem is
ontkoppeld, trap de rem elke kwartslag in en laat
het
vervolgens
'vergrendeling' wordt verkregen.
4. Herhaal de test indien nodig op de helling.
Opmerking: Een te harde afstelling leidt tot een
stroeve werking van de hefboom, maar heeft geen
invloed op de remefficiëntie.
I
J
M
X + 5/32"
X +
(4 mm
uitstaat.
los
totdat
een
definitieve
X
N
M
- +
3/32"
- +
2.3 mm)
HR019
Afb. 3L
Afb. 3M