4. Plaats het laadstation in lijn met de perimeterdraad (D2) zodat de robot er toegang toe heeft door
met de klok mee langs de perimeterdraad te rijden.
5. Steek de twee uiteinden van de kabel in de daarvoor bestemde doorgangen (E2).
6. Snijd de uiteinden van de kabels op maat.
7. Breng de zelfborende connectoren aan op de kabel (F), (G), (H).
8. Verbind de connectoren met de klemmen (I).
9. Bevestig het laadstation (L) op de grond met de borgschroeven (M).
10. Herplaats het deksel (C).
11. Sluit de connector van de voedingseenheid aan op het laadstation en steek vervolgens de stekker
van de voedingseenheid in het stopcontact.
12. Controleer of wanneer de robotmaaier niet in het laadstation staat, het indicatielampje op het
laadstation (N) vast brandt (zie Par. 5.4).
30
4. INSTALLATIE
D2
F
I
E2
E2
G
H
NL