3.4
WERKZAAMHEDEN TER VOORBEREIDING VAN DE INSTALLATIE
In de afbeelding wordt een voorbeeld van een automatiseringsinstallatie met Nice-componenten weergegeven.
6
A
B
A Fotocellen op zuiltje
B Reductiemotor zonder besturingseenheid (mod. SPOP7224)
C Fotocellen (mod. EPM)
D Mechanische aanslag voor sluiting
E Elektrische vergrendeling
F Knipperlicht MLBT
G Reductiemotor met besturingseenheid (mod. SPOP7124)
H Digitaal toetsenbord (mod. EDSB) - Transponderlezer (mod. ETPB) -
Sleutelschakelaar (mod. EKSU)
De bovengenoemde onderdelen zitten volgens een standaardschema op
vaste plaatsen. Bepaal aan de hand van het referentievoorbeeld van het
schema in "Afbeelding 6" ongeveer de positie waarop elk onderdeel van
de installatie gemonteerd moet worden.
TECHNISCHE SPECIFICATIES VAN DE ELEKTRICITEITSKABELS
Identificatie
Kabelkenmerken
Kabel VOEDING BESTURINGSEENHEID
1
1 kabel 3 x 1,5 mm
Maximale lengte 30 m [opmerking 1]
Kabel KNIPPERLICHT
2
1 kabel 2 x 1 mm
Maximale lengte 20 m
Kabel ANTENNE
3
1 afgeschermde kabel type RG58
Maximale lengte 20 m; aanbevolen < 5 m
Kabel BLUEBUS-INRICHTINGEN
4
1 kabel 2 x 0,5 mm
Maximale lengte 20 m [opmerking 2]
Kabel SLEUTELSCHAKELAAR
5
2 kabels 2 x 0,5 mm
Maximale lengte 50 m
Kabel ELEKTRISCH SLOT
6
1 kabel 2 x 1 mm
Maximale lengte 6 m
Kabel VOEDING REDUCTIEMOTOR
7
1 kabel 3 x 1,5 mm
Maximale lengte 10 m
C
4
7
2
2
2
[opmerking 3]
2
2
2
D
E
6
Opmerking 1
kabel met een grotere doorsnede nodig (3 x 2,5 mm
een aarding worden aangebracht in de nabijheid van de automa-
tisering.
Opmerking 2
40 m, moet een kabel met een grotere doorsnede (2 x 1 mm
worden gebruikt.
Opmerking 3
kabel van 4 x 0,5 mm
a
Alvorens de installatie uit te voeren, moeten de benodig-
de elektriciteitskabels voor uw systeem worden gelegd
volgens de informatie van de "Afbeelding 6" en van het
Tabel 2
hoofdstuk "TECHNISCHE KENMERKEN".
a
De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type
omgeving waar de automatisering geïnstalleerd wordt.
a
Houd er tijdens het leggen van de leidingen voor de door-
gang van de elektriciteitskabels rekening mee dat de
aansluitleidingen door mogelijke afzettingen van water,
dat aanwezig is in de verdeelschachten, voor condens-
vorming kunnen zorgen in de besturingseenheid, hetgeen
de elektronische circuits kan beschadigen.
C
F
G
4
5
4
Als de voedingskabel langer is dan 30 m, is er een
Als de Bluebus-kabel langer dan 20 m is, tot maximaal
Deze twee kabels kunnen worden vervangen door één
.
2
H
A
2
3
1
) en moet er
2
)
2
NEDERLANDS – 7