6
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
6
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
Dit zijn de belangrijkste fasen bij de realisatie van de automatisering om
de maximale veiligheid van het systeem te garanderen. De eindtest kan
ook worden gebruikt om de inrichtingen van de automatisering periodiek
te controleren.
m
De testfasen en de inbedrijfstelling van de automatisering
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en erva-
ren personeel, dat de benodigde tests moet verrichten
om de veiligheidsmaatregelen te controleren en dat te-
vens moet controleren of de wetten, normen en regels op
dit gebied in acht worden genomen, in het bijzonder de
eisen van de norm EN 12445, die de testmethoden voor
de controle van automatiseringen voor poorten bepaalt.
De extra inrichtingen moeten aan een specifieke test worden onderwor-
pen, om zowel de werking als de interactie met de besturingseenheid te
controleren. Raadpleeg hiervoor dus de instructiehandleidingen van de
betreffende inrichtingen.
6.1
TEST
De test wordt als volgt uitgevoerd:
1.
controleer of alle informatie beschreven in het hoofdstuk "ALGE-
MENE AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR DE VEILIGHEID" (pag. 2) nauwkeurig in acht is genomen
2.
ontgrendel de reductiemotor zoals aangegeven in de paragraaf "
Handmatig ontgrendelen en vergrendelen van de reductie-
motor"
3.
controleer of het mogelijk is om de vleugel handmatig te openen
en te sluiten met een kracht die niet groter is dan 390N (ongeveer
40 kg)
4.
blokkeer de reductiemotor
5.
gebruik de besturingsinrichtingen (zender, bedieningsknop, sleutel-
schakelaar, etc.) om de tests uit te voeren voor het openen, sluiten
en stoppen van de poort, en te controleren of de beweging van
de vleugels overeenkomt met de instelling. Geadviseerd wordt om
verschillende tests uit te voeren om de beweging van de vleugels te
beoordelen en te controleren of er geen sprake is van montage- of
afstellingsfouten of ongewenste wrijving
6.
controleer alle veiligheidsinrichtingen in de installatie een voor een
om na te gaan of ze goed werken (fotocellen, contactlijsten enz.). In
het geval dat een inrichting ingrijpt, knippert de led "Bluebus", die
op de besturingseenheid zit, twee keer snel om te bevestigen dat
het ingrijpen is herkend
7.
als gevaarlijke situaties die worden veroorzaakt door de beweging
van de vleugels opgeheven zijn door middel van begrenzing van
de stootkracht, moet de kracht worden gemeten volgens de voor-
schriften van de norm EN 12445. Eventueel, als de controle van
de "motorkracht" wordt gebruikt als hulpmiddel voor het systeem
om de stootkracht te verlagen, moet de regeling uitgeprobeerd en
gevonden worden die de beste resultaten oplevert.
6.2
INBEDRIJFSTELLING
a
De inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fa-
sen van de eindtest met succes zijn doorlopen.
a
Voordat u de automatisering in bedrijf stelt, dient u de ei-
genaar voldoende op de hoogte te stellen van nog aan-
wezige gevaren en restrisico's.
a
Het is verboden om de installatie gedeeltelijk of onder
"tijdelijke" omstandigheden te laten werken.
Voer de inbedrijfstelling als volgt uit:
1.
stel het technisch dossier van de automatisering samen met de
volgende documenten: een overzichtstekening van de automati-
sering, het schema van de gemaakte elektrische aansluitingen, de
risicoanalyse en bijbehorende toegepaste oplossingen, de verkla-
ring van overeenstemming van de fabrikant van alle gebruikte in-
richtingen en de verklaring van overeenstemming die is opgemaakt
door de installateur
2.
breng in de nabijheid van de poort een niet te verwijderen etiket of
plaatje aan waarop de handelingen zijn aangegeven voor het ont-
grendelen en handmatig bewegen van de poort "Afbeelding 37"
37
1
1 8
0 °
2
3.
breng op de poort een identificatieplaatje aan met ten minste de
volgende gegevens: het type automatisering, naam en adres van
de producent (verantwoordelijke voor de "inbedrijfstelling"), serie-
nummer, bouwjaar en CE-merk
4.
vul de verklaring van overeenstemming van de automatisering in en
overhandig deze aan de eigenaar
5.
vul de "Gebruikshandleiding" van de automatisering in en overhan-
dig deze aan de eigenaar van de automatisering
6.
vul het "Onderhoudsplan" in met daarin de voorschriften voor het
onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering en overhan-
dig dit aan de eigenaar van de automatisering.
l
Van alle genoemde documenten stelt Nice, via de eigen
technische assistentiedienst, de gebruikshandleidingen
en gidsen ter beschikking.
7
PROGRAMMERING
7
PROGRAMMERING
Op de besturingseenheid zitten 3 toetsen:
h
("Afbeelding 38") die kunnen worden gebruikt voor zowel het
bedienen van de besturingseenheid tijdens de testfasen als voor het pro-
grammeren van de beschikbare functies.
38
De beschikbare programmeerbare functies zijn ingedeeld op twee ni-
veaus en hun werkingsstatus wordt aangegeven door de acht leds "L1 ...
L8" op de besturingseenheid (led brandt = functie actief; led uit = functie
niet actief).
7.1
GEBRUIK DE PROGRAMMEERTOETSEN
f
Toets voor opening van de poort
Selectietoets in programmeerfase.
g
Toets om een manoeuvre te stoppen
Indien deze langer dan 5 seconden wordt ingedrukt volgt over-
gang naar de programmeerfase.
h
Toets voor sluiting van de poort
Selectietoets in programmeerfase.
f
,
g
en
NEDERLANDS – 17